Het is me wat, die overgang. En die stress. En corona. En ehh… dinges.
Vooral Dinges doet me de das om. Dinges is een (voor mij voelbaar) “gezwel” in mijn keel, ergens ter hoogte van mijn schildklier en strottenhoofd. En Dinges zit daar al sinds pak-em-beet februari dit jaar.
“Ach, zal de overgang wel zijn,” dacht ik steeds maar weer.
Maar als braaf procrastinerend, menopauzaal-hypochondrisch wezen begon ik mij eind april toch wel een beetje zorgen te maken. Zou ik daar écht iets hebben zitten? Ik kon Dinges – voor mijn gevoel – zelfs vastpakken en heen en weer schuiven. En het duurde nu al zó lang…
Door Dinges is slikken bij tijden echt behóórlijk moeilijk, alsof je voortdurend een enorme slijmbal probeert weg te kokken. Alleen eten en drinken brengen kortstondig verlichting (fijn, zo’n “aandoening” waarbij je continu wilt eten…). Soms ben ik er kotsmisselijk van, inclusief kokhalsneigingen. En mijn kaken verkrampen. Soms zo erg dat ik er hoofdpijn van krijg.
Corona was (en blijft) uitgesloten; sinds het opdoemen van Dinges ben ik al minstens 15 keer getest. Hier in Oostenrijk is dat immers heel easy: gratis en zeer laagdrempelig. En ook noodzakelijk voor bijna alles wat je buitenshuis wilt doen. Ook heb ik onlangs een (pre-C-prik) antistoffentest gehad en daaruit bleek dat ik nulkommanul antistoffen had. No C in da house.
Dus toch maar naar de huisarts; ik had het nu wel lang genoeg uitgesteld. Die huisartst moest ik eerst nog zoeken; ik was al sinds een eeuwigheid niet meer bij de dokter geweest en mijn oude huisarts was al lang en breed met pensioen. Bloedonderzoek volgde, om een eventuele schildklieraandoening uit te sluiten, alsmede een sono-/echografie van het hele keelgebied. Mijn bloed bleek tiptop. Bloeddruk ook: als van een topsporter. Schildklier: prima gezond. En vanzelfsprekend leverde ook de echo – gelukkig – niks op.
“Zou het toch stress kunnen zijn? Heeft u misschien een spannende, overmatig drukke periode achter de rug?” opperde de huisarts. Daar had ik ook al aan gedacht; de eerste vier maanden van dit jaar waren inderdaad extreem stressvol, om redenen die ik hier verder niet ga benoemen. Zo erg dat ik voor mijn gevoel continu stijf stond van de adrenaline en cortisol. Ik had al sinds tijden een tinnitus (nog steeds). En ik sliep slecht. Maar ook dat weet ik dan maar aan de menopauze en simpele ouderdom. Bijna-vijftiger hè. Dan krijg je dat.
“Kan,” mompelde ik daarom maar een beetje verloren. Ik kreeg een doorverwijzing naar de KNO-arts om ook het laatste restje twijfel over het feit ‘of Dinges er nu wel of niet zit’ uit te sluiten. Die wurmde een dun slangetje via mijn neus naar mijn keel en slokdarm om eens goed rond te kijken. Niks. Ja, een ietwat geïrriteerde slokdarm; het zou verborgen reflux kunnen zijn, of irritatie door al het krampachtige slikken. Een gehoortest wees uit dat mijn gehoor opperbest is: “Als van een lynx!” jubelde de dokter.
Niks verstopt. Niks gezwollen. Niks te vinden. Dinges zit dus puur in mijn hoofd en niet in mijn keel. Ik heb ’t zelf gecreëerd.
“Gewoon psychisch gestoord,” grinnikte de dokter, “de beste diagnose die u in dit geval kunt krijgen. Tot ziens!”
Ik vrees dat Dinges nog wel een tijdje bij mij blijft.
Ach, het is tóch vast enkel die verhipte overgang.
Ik arme ouwe vrouw.

bron: eigen foto (LB)