Uit het schuurtje klinkt een kermend gehuil. Ik verschuif de grendel, gooi de deur open en zoek dekking tegen de buitenmuur. Drie grijze lijven buitelen over elkaar heen om mij als eerste te begroeten. Met mijn ogen en lippen stijf dicht, wordt mijn gezicht afgelebberd door de tongen van drie Deense doggen.
Vanaf de eerste seconde klikte het naadloos tussen de beesten en mij. Iets wat ik van de stalknecht niet kan zeggen. Hij begroet mij, het “hondenmeisje”, amper en trakteert me op selectieve zwijgzaamheid. De stalknecht heet Sjors. Ik noem hem Sjimmie.
Alleen omdat hij zes volbloed merries verzorgt, heeft hij ’t druk. De paarden zijn een stel chagrijnen en hun karakter is net zo koud als het eiland waar ze vandaan komen. Steevast staan ze te trappelen om schoppen uit te delen. Sjimmie mag zijn knollen houden.
Geef mij Nonne maar, de langharige Fries van de buurman. Hij oogt ruig en is lief. Soms borstel ik hem, of maak een ritje op ‘m door het weiland. De staljongen haalt er zogenaamd zijn neus voor op; ik weet wel beter.
Op een dag breken twee valse krengen uit de palissade en vliegen holderdebolder tegen de dijk op. Sjimmie springt op zijn fiets, maar kan in paniek zijn sleuteltje niet vinden.
De buurman wenkt mij. Hier, neem Nonne!
De stalknecht holt dankbaar op hem af, maar de buurman wijst uitdrukkelijk naar mij.
Ik ben bang en blij tegelijk. Zonder aansporingen spurt Nonne de weg op; alsof hij geleid wordt door een inwendige Tomtom.
Het is een hele optocht die zich tegen de richting van het verkeer in beweegt: twee briesende IJslanders, een vurige Fries met een vliegende Hollander op zijn rug, en drie luid blaffende Denen. Automobilisten kijken in verwarring achterom.
De IJslandse merries kloeken samen uit angst voor drie malende betonwagens. De knipperende ogen van de hengst doen de rest.
De terugkeer is een belevenis. Eventjes voel ik me de eigenaar van een half circus; alleen de fanfare ontbreekt.
Na afloop laat ik me voldaan van de Fries afglijden: ik schuif over zijn rug naar achteren en gebruik zijn dikke billen als glijbaan. Zachter landen kan bijna niet. Bijna. Want van pure liefde word ik omver gelopen door de Denen. Ik ben er ondersteboven van en val met gestrekte armen voorover in de bagger.
Bemind worden heeft duidelijk een keerzijde.

bron: pixabay.com 260373