Het lijkt een internationale trend om allerlei sociale thema’s helemaal plat te discussiëren en in te zetten voor een flinke portie venijn. Al is de intentie waarschijnlijk goed geweest, ik zie bij grote thema’s vaak een harde tweedeling ontstaan. Een “debat” waar slechts nog stellingen ingenomen worden en je bent ófwel van het ene, ofwel van het andere kamp. Voor je het weet heb je een loopgravenoorlog à la Zwarte Piet en nemen we elkaar de maat als de een zich anders uitdrukt dan de ander inmiddels sociaal wenselijk vindt.
“Dat mag je zo niet noemen”, en “maar ja, dat mag je tegenwoordig niet meer zeggen”, hoor ik té vaak. Complexe thema’s worden uitgehold tot 2 opties; iets is zwart of wit, goed of kwaad. Nuance valt weg in het geschreeuw dat ‘debat’ heet. Ik ben al zover dat ik ‘debat’ een jeukwoord ben gaan vinden, om over “narratief’ maar te zwijgen. En jij bent je mening.
Weg is daarmee elke nuance en ook de kans op een goede uitkomst. Voor je het weet wordt je verkeerd begrepen of sta je op lange tenen die je even over het hoofd had gezien. In de communicatie lopen we daarom massaal op eieren, draaien om de hete brij heen en vragen ons af hoe we iets nu eigenlijk moeten zeggen. Zo zijn we bijvoorbeeld aan “witte mensen”, “personen van kleur” en “mensen met een niet-westerse migratieachtergrond” gekomen.
Heel belangrijk is ook dat je eerst moet weten wat iemands seksuele geaardheid is om de juiste letter uit het rijtje LHBTIQ+ te kiezen. En als je daar de fout ingaat, is iemand die géén van deze letters is, niet te beroerd om jou verwijtend te corrigeren. Ik kreeg eens te maken met het opgeheven vingertje toen ik op Facebook een quote aanhaalde van Minister President Rutte. Daarin stond – terecht, ik herhaalde letterlijk zijn zin – “Zwarte Piet”. Boos werd ik gecorrigeerd dat ik de woorden “Zwarte Piet” had geschreven. Want dat is inmiddels heel erg fout en/of racistisch. Dat ik dat nóg deed! Schande! Het lijkt mij dat – als we hier een taboe van maken – het eerder wrevel opwekt dan een oplossing aandraagt. Bovendien had ik al lang geleden mijn Surinaamse schoonfamilie gevraagd hoe zij er in stonden en dat was mijn leidraad in dit verhaal.
Deze publieke discussies hebben iets gemeen: ze lossen niets op en voegen niets toe. Sterker nog, ik denk dat als er niet zo’n verhitte tegenstellingenstrijd was ontstaan, maar het thema in kwestie geheel organisch aan de samenleving was overgelaten, dit allang aan de tijd aangepast geweest en geheel geaccepteerd. Want, sommige thema’s kun je op z’n beloop laten, dan wordt het geen beladen controverse en regelt het zich uiteindelijk zelf wel. Ook al duurt het soms lang. Maar dan heeft het niet het effect dat mensen – uit welk kamp dan ook – het gevoel hebben dat ze iets door de strot geramd krijgen.
Nog iets wat al die beladen kwesties met elkaar gemeen hebben: er wordt dóór groepen mensen óver andere mensen gesproken. Alsof betreffende groep niet zelf in staat is om van zich te doen spreken of om voor zichzelf op te komen. Of, bij sommige thema’s, hebben groepen helemaal niet gevraagd om die enorme aandacht die hen gegeven wordt. Het gaat weliswaar over iets wat hen aangaat, maar wat zij liever zonder theater en discussie, vanuit de luwte een plek in de samenleving zien krijgen.
Een eyeopener voor mij was een artikel in de krant, waarin Zihni Özdil uitlegde hoe schadelijk het is voor de groep waaróver gesproken wordt in plaats van waarméé. In de krant, en later ook in een radio discussie met de schrijfster van het stuk, Hilde Roothart, maakte Özdil pijnlijk duidelijk dat hij zich zijn hele leven tegengewerkt had gevoeld door witte, progressieve Nederlanders.
Mij bekruipt het gevoel dat transgenders in navolging van “mensen met een niet-westerse immigratieachtergrond” dit ook zal overkomen. Met waarschijnlijk alle goede bedoelingen wordt ook hier namens of over (in plaats van mét) hen gesproken. Is het ook hier zo dat allerlei progressieve mensen willen laten zien hoe begripvol en open-minded ze zijn, dat ze in hun gesproken en geschreven uitdrukkingen zo neutraal mogelijk over andermans geslacht spreken?
Genderneutraliteit. Ik snap het allemaal niet zo goed. Uiteraard weet ik wel wát het betekent – ik heb ook Google – maar nog steeds niet waarom dit nu zo belangrijk is of waarom we zelfs actief naar genderneutraliteit streven. Blijkbaar niet alleen in taal; de daad wordt steeds vaker bij het woord gevoegd. Zo was laatst in het nieuws dat er bij de uitreiking van het Gouden Kalf voortaan geen onderscheid meer gemaakt wordt tussen actrices en acteurs. In de uiteenlopende reacties zag ik dat ik niet de enige ben die hier niet alles van begrijpt.
Begrijp me niet verkeerd: ik wil niemand kwetsen en ik heb alle begrip voor de worsteling en de emoties van transgenders. En zeker al in de puberteit moet een ieder zijn/haar/hun identiteit vinden en seksualiteit ontdekken. Dat kan soms erg moeilijk zijn. Ongetwijfeld is het leven ingewikkelder als je niet standaard mannelijk of vrouwelijk bent, maar je anders voelt en gedraagt. Afwijken van wat anderen ‘de norm’ vinden, vergt sowieso te allen tijde moed.
Ik weet natuurlijk helemaal niet waar bijvoorbeeld transgenders doorheen gaan en ik kan niet namens hen spreken. Het gevoel bekruipt mij echter dat de internationale drang tot genderneutraliteit in de communicatie en de omgang juist voortkomt uit een intentie om te garanderen dat niemand ooit buiten die standaard boot valt. Inclusiviteit op geslacht. We zijn allemaal gelijk en dát moeten we benadrukken. Wie daarvoor strijdt, deugt. Dat is op zich een mooie gedachte, maar het doel kan zomaar voorbijgeschoten worden.
Is de transgender geholpen met genderneutraliteit? Dát is eigenlijk mijn vraag. Helpt dit degenen die worstelen, dan ben ik helemaal voor. Maar laten we niet uit het oog verliezen dat met het opleggen van of iets wel of niet deugt aan dit ingewikkelde thema, er automatisch voor- en tegenstanders ontstaan. Het is wachten op misverstanden. En voor je het weet is ook genderneutraliteit zo’n thema dat door Jan en Alleman wordt gekaapt om een puntje te scoren. Of om te kunnen zeggen: “Maar ja, dat mag je tegenwoordig natuurlijk niet meer zeggen, hè.” Mensen vinden nogal snel dat hén iets afgenomen is. Iets dat als nieuw taboe voelt, wordt een strijdpunt.
Op Twitter volg ik – als toeschouwer – de dagelijkse worsteling van een man die zo’n drie jaar geleden de transformatie van vrouw naar man heeft ingezet. Hij identificeert zich dus nu als man en wil uiteraard ook als zodanig aangesproken en gezien worden. Hele trotse berichten lees ik, wanneer hij dit als vanzelfsprekend heeft ervaren in gewone, dagelijkse situaties. Hele verdrietige berichten zie ik van hem als dat weer eens niet is gebeurd, of als er weer post komt t.a.v. mevrouw X en als mensen hem met mevrouw aanspreken.
Ik proef uit alles dat deze man maar één ding wil: als man gezien en aangesproken worden, liefst als vanzelfsprekend, maar in ieder geval als man serieus genomen worden. Telkens als dat niet gebeurt, brengt dat verdriet. Hij wil gewoon voor vol aangezien worden, net als ieder ander. Geen uitzondering zijn, waar óver in plaats van mét gesproken wordt. Ik zal deze man dus nooit genderneutraal aanspreken, maar altijd als man. Misschien komt het hierdoor, dat ik niet zo heel erg goed begrijp wat er momenteel gebeurt onder die noemer “genderneutraal”. Weten we zeker dat we hier een doel dienen? Ik lees over celebs die zwangerschappen aankondigen en daarbij ook meteen vertellen dat hun kind genderneutraal zal worden opgevoed. Hoe gaat dat dan precies? En wat is het doel?
Persoonlijk vind ik het juist enorm leuk dat er zoveel verschillen zijn, ik zou ze eerder willen benadrukken dan ze verzwijgen. Er valt ook veel om te lachen. Die gelijkwaardigheid is een groot goed, al besef ik tegelijkertijd dat het maar zeer de vraag is in welk land je opgroeit of het allemaal wel zo gelijkwaardig is. Daar is werk aan de winkel. Mij bekruipt echter ook het gevoel dat juist het benadrukken van de gelijkheid tussen de seksen nu doorslaat in het ontkennen van verschillen. Verschillen die er nu eenmaal zijn.
Ik hoop dat die verschillen nu niet in een soort schimmige taboe sfeer zullen raken. Met onderzoek is al aangetoond dat grote bedrijven die een goede mix van mannen en vrouwen in het management hebben, beter presteren dan bedrijven die ofwel overwegend door mannen, ofwel overwegend door vrouwen worden bestuurd. Dus als we die – typische – verschillen benoemen én benutten, komen we volgens mij beter vooruit. Neutraal voelt voor mij als onzijdig, onpartijdig, en eigenlijk juist níét als inclusief. Ik zou het aan de trans- of anders-genders willen overlaten. Als we weten wat zíj willen, dan moet het niet zo ingewikkeld zijn om daar ons best voor te doen.

bron: pixabay.com 2730344