Na de zoveelste slapeloze nacht van de pijn onderwierp ik mijn smoezenkabinet aan een grondige inspectie: leeg.
Ik toetste het nummer in.
‘Tandartsenpraktijk Radix, goedemorgen, zegt u het maar?’
Stamelend gaf ik te kennen een afspraak te willen.
‘Het is uw geluksdag mevrouw Bastiaans, u woont toch in de buurt? We hebben net een gaatje vrij.’ Ze lachte om haar grap. Ik niet.
In de wachtkamer was ik zo afgeleid door mijn hartkloppingen en zweethanden dat de betekenis van de tekst op de poster – ‘Deze praktijk is aangesloten bij de actiegroep Cariëslarie’ – niet tot me doordrong.
Ik werd naar binnen geroepen, vriendelijk verzocht te gaan liggen en mijn mond te openen. Mijn tandarts deed zijn ding met de haak. Ik telde de keren dat hij op één plek bleef hangen, pulken en hummen. Hij gaf de assistente een opdracht en ik balde alvast mijn vuisten voor wat komen ging.
Dokter Radix haalde het gereedschap uit mijn mond. ‘Dat ziet er perfect uit.’
‘Maar u… hier en hier en daar, zijn dat geen gaatjes dan?’
Hij lachte minachtend. ‘Kind toch, gaatjes? Daar geloof ik allang niet meer in. Wie dat wel nog doet, is echt niet wakker.’
Nu pas vatte ik de tekst op de poster in de wachtkamer. Mijn tandarts had zijn boor aan de wilgen gehangen. De assistente klopte een goedje fijn, waarvan ik had aangenomen dat het de vullingen waren. Ik wees. ‘En wat is dat dan?’
‘Dat is Ivermectine vermengd met chloor. Ik smeer het op je aangedane kiezen en klaar is Kees,’ antwoordde de tandarts.
‘Maar dat is toch niet tegen gaatjes? Het was nog op het nieuws?’
Hij lachte minachtend. ‘De MSM bedoel je? Kind, laat je toch niets wijs maken. Je bent toch zeker geen schaap? Ik genees al maanden mensen met dit spul.’
‘Van gaatjes waar u helemaal niet in gelooft?’
De assistente duwde een iPad onder mijn neus. ‘Kijk dan, allemaal wetenschappers op Facebook en YouTube die bevestigen dat het werkt, die liegen toch niet?’ Op het scherm speelde een filmpje af waarin kutkabouter Pilzepfeifer – die zich zoals gebruikelijk ongevraagd aan het verhaal opdringt – gekleed in een witte jas loog in Klingons dialect. Hij zei een Nobelprijs te hebben gewonnen en orakelde: ‘luSpet ‘oH não teHbe’ ‘oH.’
Mijn weekje ooit bij de nonnen in Vught had zijn vruchten afgeworpen. Het duivelsgebroed had het over zwarte gaten en dat uit zijn wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat deze niet bestaan.
Reclame voor Ivermectine onderbrak zijn gebazel.
Ik richtte me, inmiddels behoorlijk geïrriteerd, tot mijn tandarts: ‘Ik heb toch liever dat u foto’s maakt en mij laat zien dat ik geen gaatjes heb.’
‘Ze wil foto’s.’ Hij lachte minachtend. ‘Echt íédereen weet toch dat dit tot negatieven leidt. De uitvinder zei het al toen het apparaat op de markt kwam.’
Mijn hoofd tolde en alles wat ik mezelf aan gezond verstand toedichtte, ging heel even verloren door zijn stelligheid. Vaag in mijn achterhoofd en zwaar in mijn onderbuik knaagde, kneep en hamerde er iets, waardoor ik weer bij zinnen kwam. Ik veerde op en liep weg. ‘U bent een dom wetenschaap,’ riep ik hem na.
De volgende morgen bracht ik mijn smoezenkabinet naar de kringloopwinkel en maakte een afspraak bij een andere tandarts.

Bron: pixabay.com 1620082