Die woorden stammen van de Britse filosofe en professor aan de University of Sussex, Kathleen Stock. Met zo’n uitspraak maakt Stock natuurlijk geen vrienden in een tijdperk waarin alles om genderissues en seksuele identiteit draait. Een tijd waarin een transvrouw eerste wordt in Germany’s next top model en transvrouwen meedoen aan de Olympische Spelen. Als vrouw, welteverstaan.
In haar nieuwe boek tracht Stock de vraag “do trans women count as women?” te beantwoorden. Genderissues zijn in de huidige maatschappij sowieso al een very hot topic, waaraan je danig je vingers kunt branden. Dat weten we sinds J.K. Rowling (Harry Potter Goddess) na een tweet over hoe vrouwen tegenwoordig, in het genderneutrale tijdperk, beschreven dienen te worden (“people who menstruate”), een enorme shitstorm over zich heen kreeg. Samen met Stock valt Rowling nu onder het kopje “terf”: trans-excluding radical feminist.
Ik weet niet precies wat hier feministisch aan is. Of radicaal. Of transgender-vijandig. Tot voor kort werd het begrip ‘man’ of ‘vrouw’ gedefinieerd aan de hand puur biologische kenmerken. Lichamelijke feitelijkheden die je bij je geboorte hebt meegekregen en die in eerste instantie eigenlijk nooit ‘neutraal’ zijn. Daar had HVD’s Annet het laatst ook al over. En dan vooral over het feit dat ze het niet snapte, die afgedwongen neutraliteit, die misschien wel helemaal niet zo ‘voordelig’ is voor bijvoorbeeld transgenders.
Tot voor kort was “gender” iets puur fysieks; het heeft – of liever gezegd: had – verder niets te maken met feminisme (bestrijding van genderongelijkheid) of seksualiteit. Maar tegenwoordig wordt het dus wél direct daarmee verbonden. De discussie over “geslachtelijkheid” is inmiddels grotendeels verschoven naar mentale kenmerken, emoties en seksuele voorkeuren: je bent wie je vóélt te zijn. Transgenders die een baby hebben gekregen, zijn niet moeder of vader, maar ‘gewoon’ ouder. En een X in je paspoort? Prima. Why not? (Behalve dan voor de Taliban; die krijgen het best lastig als ze het onderscheid man-vrouw niet meer zo 1-2-3 kunnen maken).
In ieder geval in de westerse wereld doet geslacht er niet echt meer toe. En dat is ook goed zo, want circa 1% van de wereldbevolking ervaart in het ‘foute’ lichaam geboren te zijn. En maar liefst zo’n 10% (vraag me niet naar de bron) voelt zich niet per definitie man of vrouw. Iets wat biologisch daadwerkelijk heel goed mogelijk is: het chromosomale geslacht wordt weliswaar bij de bevruchting al vastgelegd (XX = meisje, XY = jongetje), maar de vorming van de innerlijke (gonadale) en uiterlijke geslachtsorganen begint pas later: een week of zes na de bevruchting. De verdere geslachtsontwikkeling hangt dan vooral af van hormonen. En daardoor kan, zoals we allemaal wel weten, veel in de war geschopt worden in de vervolgstadia van de geslachtsontwikkeling. (Hier een heel interessant pdf-je daarover).
“Verwarring” in de geslachtsontwikkeling treedt bijvoorbeeld op als het chromosomale en gonadale geslacht niet overeenkomen met het inwendige of uitwendige geslacht. Die disbalans kan dus ervoor zorgen dat je als jongen geboren wordt, maar je verder compleet vrouw voelt. Of andersom, natuurlijk. De “genderidentiteit” verschilt daarmee van de fysieke genderontwikkeling. En dat is dus in eerste instantie een fysieke zaak, géén mentale. De moderne wetenschap heeft dit uitputtend aangetoond en nu zijn we in de fase waarin we leren met die wetenschap om te gaan. Door acceptatie van het feit dat er méér is dan alleen maar ‘man’ of ‘vrouw’ op basis van biologische kenmerken.
Genderacceptatie is dus eigenlijk het nieuwe feminisme. Maar een heel duidelijk gevolg van dit alles is de toenemende mate van verbondenheid tussen gender en seksualiteit. Het een definieert ook grotendeels het ander.
Voel je je vrouw, ben je vrouw. Voel je je man, ben je man.
Voel je je vrouw, maar ben je man, ben je een vrouw.
Val je als ‘gevoelde vrouw’ uitsluitend op mannen (die zich ook man voelen), ben je hetero. En vice versa, natuurlijk. Verwarrend wordt het pas als je een – eventueel nog niet geheel getransformeerde – trans-vrouw of -man bent, die enkel op een andersgeslachtige valt. Ben je dan een hetero-trans? Of toch nog homoseksueel?
Nieuwe mogelijkheden, nieuwe definities. Val je bijvoorbeeld op ‘mensen in het algemeen’ en niet per definitie op een ander soort geslacht, ben je panseksueel (bi is uit, want dat sluit enkel aan bij de niet langer bestaande geslachtelijke tweedeling). Val je soms op ’t een en dan weer op ’t ander, maar niet op alles tegelijkertijd? Dan ben je fluïde.
Voel je je qua geslacht meervoudig (Zowel man als vrouw of juist ‘anders’, dus géén van die twee), ben je non-binair. Dan pas je voor jouw gevoel in geen enkele van de huidige gender-categorie. Non-binairen wensen vaak ook zo genderneutraal mogelijk aangesproken te worden, bijvoorbeeld in het meervoud: zij (i.p.v. jij), wat in het Nederlands weer wat verwarrender is dan in het Engels: ’they’ en ’them’ zijn toch makkelijker te onderscheiden van ‘she’, dan ‘zij’ (ev) van ‘zij’ (mv). Non-binair en panseksueel gaan overigens vaak hand in hand.
Voel je je enkel aangetrokken tot jezelf (m/v/i/x) en niemand anders? Dan ben je autoseksueel. (Of toch een simpele narcist?)
Voel je je absoluut niet in staat om überhaupt verliefd te worden op een andere mens (of wat dan ook)? Dan ben je aseksueel.
Kun je echter wél verliefd worden op een boom, van welk geslacht dan ook? Dan ben je dendrofiel.
Ben je sowieso meer van de seks met objecten? Dan ben je materio- of objectofiel. (Of een “what-ever”. Ha ha)
Die laatste seksualiteitscategorieën laat ik maar even buiten beschouwing; ik heb het voor nu maar even enkel over ‘mensen met mensen’. De variëteit in gender en seksualiteit lijkt in ieder geval schier oneindig en vooral uitermate verwarrend te zijn geworden. Al die nieuwe mogelijkheden…
Wat ben ik? Wie ben ik? En op wie val ik vandaag – en is dat morgen mogelijk anders? Dat zijn dé vraagstukken van de genderidentiteit. Maar één ding is duidelijk: biologie doet er allang niet meer toe. Je geslachtskenmerken zijn niet langer kenmerkend voor je geslacht. Je gender hangt niet meer samen met de fysieke tweedeling ‘man’ of ‘vrouw’ en je seksualiteit niet langer met je fysieke geslacht. Dan is panseksueel toch wel het makkelijkst om te onthouden: Je bent alles en je valt ’t gewoon op iedereen, welke letter van het alfabet diegene ook prefereert. Oftewel:
Mensen vallen op mensen. Punt.
De norm is verlegd.
En daarmee snijd je eigenlijk enkel het dieperliggende vraagstuk aan: Wat geldt in de huidige samenleving nog – of inmiddels – als ‘normaal’? Welke nieuwe normen hebben we ontwikkeld? Wie definieert die? En waardoor veranderen ze? De grote vraag voor mij persoonlijk is: waarom moeten we alles steeds maar weer willen definiëren, benamen, normaliseren en categoriseren? Hoe zijn we in godsnaam op het punt beland waar we elkaar indelen in meer dan 400 (!) genderseksuele types? Met allemaal een eigen LHBTQ+-gendervlag? Heeft iemand nog het overzicht? Wordt genderdeskundige een nieuwe beroepsbenaming?
Mens is mens. Punt.
Normalisering niet langer nodig.
Zolang we onze eigen normen steeds opnieuw willen vormgeven en onze opvattingen van het ‘normale’ ook steeds weer verleggen en definiëren, zal ook de verwarring blijven groeien.
Maar: verwarring is niet per definitie een slechte zaak. Immers, niets menselijker dan een leven lang onderzoeken wie je bent en wat je wilt!
Wat normaal zou moeten zijn, is dat niemand jou daaraan mag hinderen.
Maar wat óók normaal zou moeten zijn, is dat je niet meteen diep gekwetst bent als iemand jou ‘verkeerd’ betitelt (ook wel ‘misgenderen’ genoemd). Want verwarrend, dát blijft het. Vooralsnog.

Bron: pixabay.com 683960