De kat van de buren zit in aanvalshouding op mijn terras. Het is pikkedonker, maar de kat is wit, dus goed te zien. Dan zie ik een beestje in paniek over het rooster voor mijn terrasdeur bewegen.
“Een muis!” roep ik tegen mijn lief. Mijn reddingsinstinct is meteen wakker.

bron: eigen foto (LB)
Als ik de deur open, zie ik het diertje fladderen. Een vogeltje? Nog erger… Het blijkt een jonge, aangeslagen vleermuis te zijn. Ik weet niks van vleermuizen, alleen dat ze beschermd zijn en dat je ze niet zomaar vast moet pakken. Dus ik neem een handdoek uit de keuken, werp die over het vleermuisje heen en zet de bundel op mijn regenton. Hij kruipt eruit en blijft uitgeput liggen. Ik doe het terraslicht aan, verjaag de kat en maak een foto. Een vleermuis zie je immers niet elke dag…
Wat nu? In een doos doen? Ergens neerzetten? Echt vliegen kan ie niet meer; te beschadigd – ik neem aan door het kattenspel. Ik pak ‘m met handdoek en al op en kijk. Hij wurmt zich er echter zo snel weer uit dat hij tegen mijn hand aan komt. Ik voel een licht ‘krabje’ bij mijn linkerduim. Of was het een – weliswaar zwakke – poging tot bijten? Ai…
Snel breng ik het diertje naar mijn verhoogde moestuin en klop hem daar uit de handdoek. Mocht hij nog bijkomen, kan hij van daaruit weg. Zo niet, vind ik hem morgen wel. Of de kat vreet hem alsnog op…
Mijn lief googelt al verwoed. “Vleermuizen nooit vastpakken. Rabiës kan zelfs via de kleinste, mogelijk zelfs voor het oog onzichtbare krab of beet overdragen worden,” leest hij voor. “Zelfs door een likje in de buurt van een wondje of slijmvlies kan het Lyssavirus al in het lichaam komen.” En hondsdolheid is dus dodelijk. Altijd.

bron: eigen foto (LB)
Kut. Ik was mijn handen als een gek. Wel twee keer. Ontsmet alles tot aan mijn ellebogen met alcohol en hand sanitizer (lang leve corona; alle desinfectieprut standaard in huis). Ik zie echter niets van een wondje; geen krabsporen, geen bijtpuntjes, niets. Er zit enkel een klein bobbeltje wat er eerder nog niet zat (denk ik), maar dat ziet er niet verontrustend uit. Met enige fantasie lijkt het zelfs net een spiedend oog. Door alle geweldige internetinformatie ben ik echter toch ietwat bezorgd.

bron: eigen foto (LB)
De volgende ochtend bel ik de huisarts. Ik kan meteen komen.
“Oh wauw, een klassiek geval… heb ik nog nooit gehad in mijn praktijk. Tja, nóóit vleermuizen aanraken hè,” mompelt ze. Nee, dat weet ik nu ook wel. Ik ben liever geen ‘klassiek geval’ en voel me behoorlijk stom. Ze bestudeert mijn hand, ziet – behalve het beruchte bobbeltje – ook niets en stelt dat het zeer waarschijnlijk geen kwaad kan omdat ik alles goed ontsmet heb en er geen huiddoorboring te constateren valt. “Even goed observeren,” is haar conclusie.
Maar het internet is keihard: ‘even observeren’ is géén goed idee. Rabiës is fataal voor mensen. Altijd. 100%. Tenzij op tijd preventief ingeënt. En hoewel het bij zoogdieren (honden, katten, vossen) al jaren zo goed als uitgeroeid is, is het dat bij vleermuizen – volgens de zeer betrouwbare bronnen – niet. Ik bel met het vleermuizenmeldpunt van het AGES, het Oostenrijkse RIVM. Toch nog maar even navragen.
“Oei! Dat is een duidelijk een categorie 3 contact! Dan kan ik niet anders dan u adviseren om naar het ziekenhuis te gaan en onmiddellijk een hondsdolheidsinenting te halen,” zegt de dienstdoende arts. Welja, nog een vaccinatie erbij, who cares. Spuit erin en klaar. Zijn we inmiddels wel gewend. De man noteert alle data (naam, adres, plaats van delict, etc.) – want dit moet vanzelfsprekend aan de WHO gemeld worden (?) – en geeft me het adres van de EHBO in het universiteitsziekenhuis hier ter plaatse.

bron: eigen foto (LB)
Ik bel en kan ook meteen komen, dus spring ik op de fiets. Bij de EHBO word ik ‘gesluisd’: ik moet mijn coronavaccinatie QR-code laten zien en mijn handen ontsmetten. Dan ik krijg een vette sticker met een groene punt opgeplakt: ‘goedgekeurd voor behandeling’. En dan is het wachten, tussen de brancards met arme omgevallen mensen die écht iets hebben.
Eentje heeft blijkbaar een ‘rode punt’ (dat betekent dat er geen 3G-bewijs is; niet gevaccineerd, genezen of getest) en dat levert een gestreste arts op die “wie is hier degene met die rooie punt?” door de ruimte schreeuwt. Een oud vrouwtje op een ziekenhuistransportbed steekt een vinger op, waarna een drie-mens-sterk ziekenhuisteam in beschermingspakken haar ophaalt. Gek, want ze stond net nog wel gewoon tussen ons wachtenden…
Dan word ik opgeroepen. Een slungelige arts met een stoppelbaard kijkt me tamelijk afkeurend aan. “En wat kan ik voor ú doen?” vraagt hij nors. Zijn blik spreekt boekdelen: weer zo’n middelbare aanstelster met niks. Ik steek braaf mijn verhaal af en laat de muis van mijn linkerhand, het bobbeltje bij mijn duim, zien.
“Is dát alles? Daar is niks te zien! Daar geef ik echt geen inenting voor, hoor. Waarom bent u hier?”
Ik verklaar – inmiddels met enige schaamte – dat ik me zorgen maakte na alle internetverhalen en daarom maar met het vleermuizeninformatie- c.q. meldpunt van het AGES gebeld heb. (Ja, daar is een eigen afdeling voor…)
“Oh, die lui daar sturen je voor elk wissewasje door voor een inenting. Daar doe ik niet aan mee.”
Ik denk meteen aan Corona: dat is, vergeleken met rabiës, pas echt een wissewasje, maar daarvoor moet wél de hele wereldbevolking ingeënt worden…
Maar de man is nog niet klaar met zijn tirade. “Hondsdolheid is sowieso al zo goed als uitgeroeid hier in Europa, en dat beest heeft u niet eens fatsoenlijk gebeten. Voor een besmetting moet de huid minstens drie millimeter doorboord zijn en bij u is er helemaal niks doorboord. En er is in Oostenrijk nog nooit iemand overleden aan rabiës. Nog nooit! U zou de eerste zijn. En zo’n inenting, daar moet je altijd voorzichtig mee zijn, hè.”
Oh? Dat is nieuw voor mij. Op het internet stond toch heel wat anders… Fijn, al die verontrustende online info.
Hij leunt achterover in zijn stoel, nu wél overduidelijk klaar met zijn relaas.
“Kan ik dan gaan?” is het enige wat ik nog uit kan brengen.
“Ja.”
“Oké. Dag meneer.”
“Dag mevrouw.”
En dat was dat. Mocht ik ergens het komende jaar (de incubatietijd van hondsdolheid kan lang zijn) alsnog plots (nog) raar(der) gaan doen, gaan schuimbekken om dan na een week of twee dood om te vallen, mogen mijn nabestaanden deze man wegens nalatigheid aanklagen. We gaan het zien. Of niet. Waarschijnlijk niet. Helemaal gerust ben ik er nog steeds niet op. Maar dat zal ook wel slijten.
Iemand nog wat ervaringsberichten in de aanbieding?
Jeetje Lou, wat een verhaal
Moeilijk te weten wat nou wijsheid is als HA en EHBO-post zeggen ‘in de gaten houden’ en andere instantie zegt ‘doen’. Als je bedenkt dat zo’n prik al op voorhand wordt geadviseerd wanneer je naar landen gaat waar het risico bestaat dat je het oploopt, klinkt het wel een beetje als moeilijk doen met de prik niet geven terwijl je nu contact hebt gehad met een vleermuis.
Als je er niet gerust op bent en blijft en je liever wel een prik hebt, zou ik echt niet schromen om terug te gaan en er “op staan” dat je er wel een krijgt. Desnoods met de tekst ‘ik ga niet eerder weg voordat het geregeld is’ (neem in zo’n geval wel een boekje of je e-reader mee ).
Wat je ook doet en waar je je het meest gerust bij voelt: bijkom-ze van de schrik en hopelijk was deze vleermuis geen drager ervan.
Punt is dat het een behóórlijk heftige inenting is (4 prikken, waarschijnlijk goed ziek van…) en zowel de huisarts als de EHBO-arts zeggen: “niet gebeten, geen schrammetje te zien, dus risico op besmetting = z.g.a. nul.” Daar moet ik me dan maar bij neerleggen. Maar ik blijf het nog wel een beetje eng vinden, ja…
4? Jeetje, ik dacht 2. Mss is preventief en “actief” enten een verschil
Ja dat kan ik me goed voorstellen! Hopelijk voelt het snel al wat zekerder dat het goed zit zo en gewoon af en toe tussendoor goed blijven ontsmetten
Oh…icoontjes komen niet door. Na ‘ontsmetten’ kwam icoontje van een wijnglas 😉
Het gezegde mag dan zijn “Kennis is macht”, maar soms zit kennis je in de weg, vooral als de kennis niet grondig is. Voeg daar nog een hoeveelheid fantasie aan toe en je bevindt je meteen in een rampenscenario. Wat je beschrijft lijkt me daar een goed voorbeeld van.
Om een of andere duistere reden moest ik tijdens mijn militaire diensttijd (1964 – 1966) ook gevaccineerd worden tegen hondsdolheid, of is het voor hondsdolheid? Toen ik een jaar of zes later door een (kwaaie) hond gebeten werd, kreeg ik naast de tetanusprik, opnieuw een anti-rabiësprik, want of de twee prikken van mijn diensttijd nog werkzaam waren, werd door de arts betwijfeld, terwijl ik twijfels had of de hond echt hondsdolheid had. Volgens mij beschermde ze gewoon haar jongen. Maar ja, weet zo’n, in de stad geboren en opgegroeide arts, veel over dierengedrag. Heb beide prikken maar lijdzaam ondergaan, want de wond werd wel uitstekend verzorgd.