“Misschien beseffen we het niet, maar het is eigenlijk best wel bijzonder, dat we hier met z’n allen aan één tafel zitten. Het geeft maar weer eens aan, hoezeer we elkaar liefhebben, steunen en vooral eensgezind zijn.”
“Mam, het ons laatste avondmaal niet, hoor!” onderbreekt mijn jarige dochter lachend mijn speech.
“Alhoewel…,” ze telt snel onze familieleden en vrienden die aan de lange tafel in het restaurant zitten, “wanneer we jou niet meetellen, zitten we hier inderdaad hier met z’n twaalven om de tafel.”
“Nou ja, ik bedoel, het is toch best bijzonder. Na zo’n lange tijd eindelijk weer eens in een restaurant zonder gedoe.”
“Voorlopig dan. Vanaf 25 september mogen we niet meer gezamenlijk binnen in een restaurant aan tafel zitten,” merkt mijn broer op.
“Ja, belachelijk! Dan zit precies…” telt mijn moeder, die net als het RIVM keurig de vaccinatiestatus van iedereen heeft bijgehouden, “de ene helft binnen en de andere helft buiten aan tafel. Dat is in onze hele familiegeschiedenis nog nooit eerder voorgekomen,” moppert ze. “Verdeeldheid aan tafel.”
Er valt een korte stilte.

Bron: eigen foto (YA)
Ik kijk rond. Iedereen heeft zelf een weloverwogen persoonlijke keuze gemaakt, om zich wel of niet tegen het Coronavirus te laten inenten. Maar ondanks alle onderlinge meningsverschillen daarover, respecteren we elkaars keuze en zitten we hier met z’n allen ontspannen en eensgezind aan tafel. Want we weten inmiddels dat samenhorigheid tijdens de Coronacrisis tot nu toe ons krachtigste wapen was.
“Al die valse beloftes van de Jonge, dat er geen vaccinatiedrang zou komen,” schampert mijn broer.
“Die komt er ook niet, hoor.”
“Hoezo?”
“Mensen laten zich echt niet dwingen. Ik was gisteren op de camping. Raad eens?” Met pretlichtjes in haar ogen kijkt mijn moeder in het rond.

bron: eigen foto (moeder van YA)
“Nou? Vertel!”
“Daar is het restaurant voortaan gesloten!”
Triomfantelijk laat ze op haar telefoon een foto van het gesloten restaurant zien. Op een aankondigingsbord staat geschreven dat de eigenaar van het restaurant beslist niet van plan is om te discrimineren door ongevaccineerden de toegang te moeten weigeren. Om die reden heeft hij besloten zijn zaak voorlopig niet meer te openen.
“Goh, heeft hij echt om die reden zijn restaurant dichtgegooid?” verbaast mijn broer zich. “Nou ja, of je het er wel of niet mee eens bent, die man heeft wel principes, zeg!”
“Ik ken hem een beetje,” voeg ik eraan toe. “Aardige vent, maar voorlopig zit die man flink in de problemen. Hij verdient nu geen rooie cent. Met een beetje pech kan hij straks zijn zaak te koop zetten voor een prikkie.”
“Best wel verdrietig, eigenlijk.”
“Weet je wat,” mijn moeder ontwikkelt spontaan weer eens een lumineus idee. “Ik begin gewoon thuis een leuk eetclubje. En ik nodig die gedupeerde eigenaar van dat restaurant als eerste gast mij thuis uit. Zijn vaste klanten kan hij gerust meenemen. Ik kook wel voor de hele club! Of je nu wel of niet gevaccineerd bent, bij mij is altijd iedereen van harte welkom,” benadrukt ze, “want ook gevaccineerden kunnen immers besmettelijk zijn!”
Bij die laatste opmerking trekt mijn moeder een heel wijs gezicht.
“
Misschien vooraf iedereen even een sneltest in de gang laten doen, voor alle zekerheid?” opper ik voorzichtig.
“Ja, goed idee.”
“Jij hebt toch vroeger nog een tijdje in de horeca gewerkt?” informeert mijn moeder zakelijk.
Oeps, bedenk ik me ineens. Gezien de ondernemingslust van mijn moeder en het eerdere succes van alle door haar opgezette projecten, zou dit eetclubje zomaar eens tot het eerste, echte, goedlopende Wappie-restaurant kunnen uitgroeien.
‘Kom voor een happie en een tappie naar thuisrestaurant Wappie,’ zie ik in gedachten al in vette letters op haar Facebookpagina pronken.
“Nog een wijntje?”
“Welja, lekker.”
“Ma, jij hebt geen horeca-papieren, dus dat mag helemaal niet.”
Mijn moeder neemt een ferme slok en breekt een stukje brood af.
“Jezus!” verslikt ze zich bijna, “mag dat ook al niet?”
“Nee, je kunt niet zomaar een restaurant aan huis beginnen.”
“Ach, wat kan mij het schelen. We zijn toch al verraden door onze overheid. En ze gaan heus niet controleren wat je thuis uitspookt.”
“Hmmm…, daar zou ik tegenwoordig niet meer zo zeker van zijn.”
“Door thuis uit eten te gaan, nemen we in ieder geval voldoende afstand van alle maatregelen,” grijnst mijn moeder. “En ik beloof hierbij plechtig dat ik er hoogstpersoonlijk voor zal zorgen, dat de ruimte zó goed geventileerd wordt, dat die smerige lucht van de overheid geen enkele kans krijgt om te blijven hangen.”