Ze opent de deur van de zijkamer, loopt naar de kist en schuift het deksel opzij. Hij ligt er nog steeds. Morsdood. Niet dat ze iets anders had verwacht, maar de zekerheid doet haar goed.
Het was de uitdrukkelijke wens van haar man geweest dat het deksel te allen tijde op de kist bleef liggen; niemand mocht hem in de weerloze toestand des doods zien.
“Daar ben ik te trots voor,” had hij gezegd. En zij had erachteraan gedacht: voor het mooie hoeft er ook werkelijk niemand te kijken. Hij had trouwens alleen máár uitdrukkelijke wensen gehad, die zij stuk voor stuk had moeten vervullen.
Het losse deksel is haar allereerste overwinning. Nu kan ze letterlijk op hem neerkijken.
Over zijn heilige stoel, die zij alleen mocht uitzuigen en verder met geen vinger mocht aanraken, heeft ze een felroze kleed gedrapeerd. De stoel is nu van haar en gisteravond heeft ze hem op passende wijze ingewijd door haar teennagels erop te knippen.
Ze draait zich om naar het raam en kijkt naar de hemel. Ze heeft altijd geloofd in iets sterkers dan zijzelf. Ook al behandelde haar man haar dertig jaar als een stuk vuil, in haar binnenste was altijd een vuurtje blijven smeulen in de wetenschap dat ze in ieder geval voor één persoon de moeite waard was. Maar nu kan ze niet wachten om met de rest van haar leven te beginnen.
Morgen zal haar man gecremeerd worden. Precies volgens zijn wens.
Hij had haar geen groter plezier kunnen doen. De begrafenisondernemer had nog het idee geopperd de plechtigheid volgende week te laten plaatsvinden, maar daar was ze niet op ingegaan. Je moet immers in het nu blijven leven.
En ze hoopt maar één ding: dat haar man boven, in het hiernamaals, omringd zal worden met louter Licht en Liefde. Want ze weet als geen ander dat hij te midden van zó veel moois nooit zal kunnen aarden.

bron: pixabay.com 1672154