Hilde’s hersenen willen het ontkennen, maar haar ogen zien het goed: voor haar loopt een naakte man. Verward vraagt ze zich af of ze een nudistenbordje heeft gemist, maar ze loopt op een openbaar fietspad waar onmogelijk naakt gerecreëerd zal mogen worden.
De man heeft niets anders bij zich dan zichzelf. Hilde krijgt er een onrustig gevoel van.
Er komt een specht aanvliegen. Zijn rode veren weerkaatsen een zonnestraal, waardoor de vogel opvlamt tegen de donkere achtergrond. Hij roffelt tegen een berk en verdwijnt door een gat naar binnen. Even is Hilde oprecht afgeleid. Dan herinnert ze zich de blote kerel weer en is de betovering van zojuist verbroken.
De afstand tussen Hilde en de man wordt kleiner.
Wat mankeert mannen om hun geslacht in het openbaar te vertonen? Zij heeft nog nooit gehoord dat vrouwen in evakostuum een dergelijke staat van opwinding nastreven.
Hilde kijkt recht voor zich uit, de blik iets omhoog gericht. Het laatste wat ze wil, is de indruk wekken dat ze naar het geslacht van de man kijkt. Ze voelt zich steeds ongemakkelijker en bozer worden: híj loopt naakt en zíj schaamt zich!
‘Smerige potloodventer,’ foetert ze nijdig voor zich uit.
De man komt steeds dichterbij. Nog even en dan zullen ze elkaar passeren. Hilde weerstaat een eerste visuele aanvaring door haar handen voor haar ogen te slaan.
Eigenlijk zou ze zo meteen iets tegen hem moeten zeggen, waardoor hij even van zijn stuk is gebracht. Maar niet iets grofs; zo is ze niet. Nee, het moet iets zijn wat hem een licht gevoel van verwarring geeft. Ze krijgt een inval, rommelt in haar tas tot ze vindt wat ze zoekt. Ze houdt het haastig in haar hand, tussen haar vingers.
‘Goedendag, mevrouw.’
Welja, de ontklede aap wil nog beleefd zijn ook!
‘Dag meneer.’
Ze kijkt hem recht in het gezicht.
‘Heeft u misschien een vuurtje voor me?’

bron: pixabay.com 3867434