Ontevreden kijkend zit Pa in zijn beige tenue op de bruinleren bank. Hoe het met hem gaat? Hij heeft last van beestjes. Kleine, gemene beestjes. En die jeuken en prikken.
“Beestjes?! Waar?” schrik ik.
“In me haar…”
“Maar je hebt helemaal geen haar!”
“Jawel, ik heb kaal haar; daarom voel ik ze zo goed!”, verklaart hij.
Ik knik na enige aarzeling maar eens begrijpend. Thuis heb ik nog wel luizenmiddel staan, bedenk ik me.
“Heb je het al tegen de zuster gezegd?”
“Jazeker, maar die ziet ze niet. Niemand ziet die verrotte vliegies.”
“Vreemd, maar zie je ze zelf dan wel?”
“Dat hoeft niet, want ik weet dat ze er zijn!” roept hij boos en met vuurspuwende ogen. Het antwoord is dus duidelijk nee.
“En hoe weet je dat dan zo zeker?” wil ik weten, want hardnekkigheid is een familiekwaal. Onderwijl speur ik naar verrot fruit en inspecteer ik de planten.
De eerlijkheid gebiedt hem uiteindelijk te zeggen dat hij ze meer voelt dan ziet. Maar ze zijn dan ook heel erg klein en zijn ogen zijn al heel erg oud, dus dat zegt echt helemaal niks. Dat begrijp ik toch zeker zelf ook wel?
“Maak je je zorgen over die vliegjes?”
“Zorrege! Ben je je besodemieterd! Ik maak me nóóit zorrege!” maakt hij zich nijdig.
Pragmatisch als hij is, verneem ik dat hij reeds een oplossing heeft gevonden voor het onzichtbare entomologische probleem.
“Zo, dat is fijn. En wat doe je daar dan aan?” ben ik benieuwd.
Op de marmeren salontafel ligt een donkerbruine schoenlepel.
“Daarmee duw ik die pleurispietjes naar de verdommenis,” wijst hij.
“O ja? Hoe dan? Laat eens zien?” moedig ik hem aan.
Enthousiast en niet zonder trots geeft hij een demonstratie; met de holle kant gaat hij, centimeter voor centimeter, langs zijn gemillimeterde schedel, daarbij met beide beverige, blauwbeaderde handen stevige druk gevend. Zo stevig dat het door de dagelijkse bloedverdunners wondjes en blauwe plekken genereert. Eerst een beweging van voor naar achter, dan van links naar rechts en vervolgens ook nog eens diagonaal.
“En? Helpt dat?”
“Wat dacht jij dan? Ik druk ze allemaal morsdood!”
Aan de zijkant van het kastje, naast de grijze relaxstoel waarin hij de dag doorbrengt, heeft hij een haakje gemonteerd, waaraan de schoenlepel hangt, zodat hij deze bij “juk op me kop calamiteiten” voor het grijpen heeft en niet eerst een halve meter verder een laatje open moet trekken, teneinde het plastic hulpmiddel te pakken. Gemak dient immers de mens.
Intens tevreden over zijn vindingrijkheid en probleemoplossend vermogen een onzichtbare vijand effectief het hoofd te bieden, kijkt hij mij triomfantelijk aan. Dat wat destijds met de Duitsers maar niet lukte, gaat nu vrijwel moeiteloos. Gelukkig heb ik twee dubbele tompoezen meegenomen, zodat we deze overwinning naar behoren kunnen vieren.

bron: pixabay.com 3387778