“Kom, het is precies twaalf uur. Zullen we even bij opa gaan staan?’’
Mijn oma stond op van de bank. We hadden samen stilzwijgend naar de oudejaarsconference gekeken, zonder ook maar één enkele keer te lachen.
“Ja, laten we dat maar doen,” besloot ik enigszins opgelucht omdat ik niet wist of het gepast was om elkaar op dat moment een gelukkig nieuwjaar te wensen. Haar man, mijn geliefde opa, was vlak na de kerstdagen gestorven.
Mijn oma schoof het definitieve afscheid zo lang mogelijk voor zich uit. Op haar verzoek lag mijn opa thuis opgebaard, achter een glazen wand in de tussenkamer, waardoor hij van alle kanten goed zichtbaar was. Vanuit de keuken, de slaapkamer en de woonkamer kon je hem duidelijk zien liggen.
We gingen naast zijn bed staan. Vanaf het moment, dat hij was heengegaan, hadden zijn gelaatstrekken zich ontspannen. Hij zag er mooi en ineens veel jonger uit.
Mijn oma boog zich over haar gestorven man.
“Gelukkig nieuwjaar, Piet.”
Het kopje koffie dat ze voor hem naast zijn bed had gezet, was nog onaangeroerd en inmiddels koud geworden. Zijn pantoffels stonden slordig onder bed geschoven en zijn jas hing nog aan de kapstok.
“Je hebt toch er toch geen spijt van, dat je tijdens deze jaarwisseling hierheen bent gekomen?”
Mijn oma vroeg het zonder me aan te kijken.
“Nee, ik vind het juist fijn om bij jullie te zijn,” antwoordde ik eerlijk.
“Gelukkig maar.”
“Wat een verrassing hè, Piet, dat onze kleindochter vanavond bij ons is.”
Het gezicht van mijn grootvader lichtte even op door binnenvallende lichtflitsen van afgestoken vuurwerk.
Ik slikte een brok in mijn keel weg en dacht aan ons laatste, korte gesprek, vlak voordat hij stierf.
“Je laat haar toch niet alleen?” had hij mij gevraagd.
Zijn ademhaling was zwak, maar zijn verzoek klonk des te krachtiger.
“Nee hoor, opa,’ beloofde ik hem. “Natuurlijk laat ik haar niet alleen.”
Na een korte doodsstrijd had hij thuis zijn laatste adem uitgeblazen. Sindsdien ademde zijn vertrouwde aanwezigheid gewoon rustig verder.
“Oudejaarsavond, alweer een jaar voorbij… het gaat allemaal zo razendsnel…”
De stem van mijn oma trilde licht en klonk onzeker.
Langs het raam vloog rakelings een vuurpijl voorbij. Ik keek hem na totdat hij helemaal uitdoofde.
“Hij is er nog, denk je niet? Tenminste, zo voelt het.”
“Ja, oma. Hij is er nog.”
“Hoe weet je dat?” informeerde ze onzeker.
“Omdat ik ervan overtuigd ben dat hij je nooit alleen zou laten. Bovendien hangt zijn jas nog aan de kapstok.”
“Ach ja, dat is waar ook,” glimlacht ze. “Zijn jas kan ik niet wegdoen. Die wilde ik eigenlijk laten hangen. Vind je dat raar?“
“Nee hoor, dat vind ik niet raar. Wanneer zijn jas niet meer aan de kapstok hangt, betekent het eigenlijk dat hij voorgoed is vertrokken.”
“Had ik je trouwens al een gelukkig nieuwjaar gewenst?”
“Ik geloof van wel,” stelde ik haar gerust.
“Jij ook een gelukkig nieuwjaar, oma. Zullen we toch maar heel even naar buiten gaan om naar het vuurwerk te kijken?”
“Maar dan is opa alleen,” twijfelde ze. “Nou vooruit… Piet, we zijn zo terug, hoor!” riep mijn oma over haar schouder.
“Vergeet je niet om een jas aan te trekken?” wendde ze zich tot mij. “Het is buiten best wel koud!”
“Wacht even, oma… Kan ‘m niet vinden…”
“Weet je wat?” Even aarzelde ze, maar toen zei ze vastbesloten: “Neem die van opa maar.”

bron: pixabay.com 970863