Sinds afgelopen zaterdag zijn alle winkels weer geopend. Op zondagmiddag besluit ik om naar de bouwmarkt te rijden. Het lijkt me verstandig om alvast een nieuwe voorraad materialen in te slaan voor een eventuele komende lockdown. Je kunt maar beter goed voorbereid zijn in deze oneindige crisis.
Wanneer ik echter op de snelweg richting bedrijventerrein wil afslaan, stuit ik op een lange file.
“Kijk,” wijst mijn zoon naar een tijdelijk geplaatst verkeersbord, “het is dezelfde afslag om een boosterprik te kunnen halen.”
‘Boosterprik zonder afspraak,’ lees ik terwijl ik het bord langzaam passeer.
“Het is hier natuurlijk zo druk omdat iedereen in de rij staat voor die prik,” concludeert mijn zoon.
“Dat lijkt mij ook. Maar eerlijk gezegd verbaast me dat wel,” bedenk ik ineens, “want afgelopen week sprak ik een medewerkster van de GGD. Ze had net een hele dag op zo’n priklocatie gewerkt en welgeteld 20 mensen kunnen registreren, die langs waren gekomen om zo’n boosterprik te halen.”
“Hmm, dat is inderdaad niet veel,” bromt mijn zoon. ”Maar hier kan je terecht zonder afspraak. Blijkbaar werkt dat wel.”
“Ik denk het. Nou, dan krijgen ze het druk vandaag want ik zie complete gezinnen in iedere auto zitten!”
Geduldig rijden we stapvoets naar de bouwmarkt. Maar wanneer we het parkeerterrein van de GGD naderen, rijdt iedereen gewoon rechtdoor.
“Ach, natuurlijk,” schiet me te binnen. “Naast de bouwmarkt zitten de Intratuin en de Ikea!”
“Yep… Ze gaan dus blijkbaar helemaal niet naar de GGD, maar met z’n allen gezellig winkelen, want de restaurants, musea en bioscopen zijn nog steeds gesloten. Jeetje, wat is het hier druk zeg!”
“Ach, ik snap het wel,” vergoelijk ik. “De meeste mensen hebben veel te lang thuis moeten zitten. Ze hebben er duidelijk schoon genoeg van.”
“Dus gaan ze maar shoppen?’ briest mijn zoon. “Ik zou dan liever met een paar vrienden afspreken.”
“Niet iedereen heeft vrienden, hè. Je moet niet vergeten dat sommige studenten die vorig jaar aan een studie zijn begonnen, al gedurende lange tijd online lessen hebben gevolgd en nauwelijks nog de kans hebben gehad om medestudenten te ontmoeten. En thuiswerkers of oudere mensen voelen zich ook regelmatig eenzaam…” En alleenstaande moeders soms ook, denk ik er achteraan.
“Therapeutisch shoppen dus?”
“Zo zou je het kunnen noemen. Iedere lockdown heeft ook meteen een flinke booster aan de sociale eenzaamheid opgeleverd.”
“Dus het is helemaal niet hun bedoeling om ook echt iets te kopen?”
“Welnee joh. Dat wat je echt nodig hebt, kun je toch ook online bestellen? Bovendien hebben veel mensen nauwelijks geld over om aan extraatjes te kunnen uitgeven. Ze zijn alleen maar naar de winkels gereden om eindelijk weer eens gezellig onder de mensen te kunnen zijn. Dus hoe drukker, hoe beter!”
“Sjee… Daar zou je zomaar eens gelijk in kunnen hebben. Je kunt hier trouwens nergens parkeren.”
Met veel moeite vinden we eindelijk een parkeerplaats.
“Toch is het best wel wrang,” peins ik hardop, terwijl ik de auto in een krap parkeervak wurm. “Shoppen om de eenzaamheid te verdrijven getuigt eigenlijk van veel meer armoede, dan geen geld hebben om uit te kunnen geven aan extra luxe artikelen.”
“Kom, laten we uitstappen,” onderbreekt mijn zoon mijn overpeinzingen.
“Vergeet trouwens je mondkapje niet.”
Met veel moeite proberen we ons een weg te banen tussen alle geparkeerde auto’s.
“Weet je,” bedenk ik ineens, “ik begrijp nu waarom er nauwelijks auto’s op het parkeerterrein van de GGD staan geparkeerd.”
“Want…?”
“De GGD adviseert met nadruk om alleen naar de vaccinatielocaties te komen. En wie heeft er nu zin om daar in je uppie naar toe te gaan als er toch al niemand te bekennen is?”

bron: pixabay.com 1974677