“Er komen ooit betere tijden, dat weet ik zeker. Bewaar deze fles Champagne goed en open de fles pas, wanneer er weer een mooi moment is aangebroken om gezamenlijk een toast uit te brengen.”
Ruim anderhalf jaar geleden ontving ik bovenstaand bericht van mijn zus ter ere van mijn verjaardag. Ze had een kaart, bloemen en een fles champagne opgestuurd, omdat het niet verstandig zou zijn om zelf langs te komen. Het Coronavirus was zojuist wereldwijd uitgebroken. Het zag er somber uit, vond ik. Maar zij dacht daar zelf wat luchtiger over.
“Joh, alles komt uiteindelijk heus wel goed,” beloofde ze optimistisch.
In de tekst op mijn verjaardagskaart refereerde ze ook nog eens aan het gedicht ‘Brief in een flesch gevonden’ van J. Schlauerhoff. Een gedicht, dat hij ooit schreef, omdat hij schipbreuk dreigde te leiden. Met het vooruitzicht te zullen sterven aan een gruwelijke verdrinkingsdood, dronk hij zich ‘een laatste roes’, maar zijn verwachtingen kwamen niet uit. Uiteindelijk raakte hij aan wal, waar hij een paradijselijk leven leidde.
“Ik weet het niet hoor,” weifelde ik destijds. “Voorlopig zie ik dat virus niet vertrekken, maar juist aanmeren.”
Resoluut zette ik het kostbare vocht op een schap in mijn donkere voorraadkast, in de hoop dat ik ongelijk zou krijgen.
Helaas bleef de fles onaangeroerd in de kast staan. Redenen en mogelijkheden om feest te vieren waren er tijdens de Coronacrisis niet. De toekomst lag ergens verscholen achter een werkeloze horizon.
Zonde van die dure fles, dacht ik soms, wanneer ik de kast opende. Maar zomaar op een willekeurige, verloren avond de fles openen, dat was overduidelijk niet de bedoeling. Het bericht bij deze flessenpost was immers helder geweest: het openen van de fles moest begeleid worden door een uitermate hoopvol en optimistisch geluid. “Proost!!” zou dan vol blijdschap moeten weerklinken. Uiteraard mocht de consumptie van het sprankelende vocht níét gepaard gaan met een armzalige behoefte aan troost.
Naarmate de tijd verstreek en het virus in alle hevigheid uitbrak, vulde ik regelmatig mijn voorraadkast aan. Daarbij schoof ik de fles Champagne steeds verder naar achteren om plaats te maken voor meer essentiële, houdbare levensmiddelen. Geduldig liet de fles met zich sollen en verstopte zich als vanzelf achter pakken rijst, pasta en houdbare melk. De exclusiviteit van de peperdure Champagne ging langzaam maar zeker verloren achter hoge stapels pakken gehamsterd toiletpapier. Alsof we onze reet konden afvegen met de gedachte aan betere tijden.
Maar toch kwam er uiteindelijk een einde aan de crisis, precies zoals mijn zus had voorspeld.
Gisteren werd een aanzienlijk deel van alle beperkende maatregelen afgeschaft. Het gevaar van het Coronavirus lijkt zowaar geweken te zijn. Althans, voorlopig. Het moment om de kurk van de fles te laten knallen, leek daarmee eindelijk aangebroken.
Maar tijdens de overwegingen om dit weekend dan maar samen met mijn zus een toast uit te brengen op het einde van de pandemie, vielen de eerste Russische soldaten onaangekondigd Oekraïne binnen.
Ineens voelde het wéér zeer ongepast om de fles soldaat te maken en te proosten op die nu ineens weer geheel onzekere toekomst, die voor velen in het vooruitzicht ligt.
Terwijl we naarstig op zoek waren naar de voordeur, die ons toegang zou verschaffen naar een vrij en onbezorgd bestaan, werd de vrijheid zelf via de achterdeur ineens weer ernstig in gevaar gebracht.
Verworven vrijheid is hetzelfde als een glas goede wijn. Hoe langer de consumptie ervan wordt uitgesteld, des te kostbaarder deze zal worden en hoe meer je haar zult waarderen. Voorlopig blijft de fles blijft toch weer ongeopend in mijn voorraadkast staan. En blijf ik nog maar even hopen op die gouden toekomst met een goede afdronk.