Zodra de oorlog tussen Rusland en Oekraïne zich naar de rest van Europa dreigt uit te breiden, zullen mijn ex en zijn vriendin zich in veiligheid brengen door naar Spanje te vluchten. Althans, dat is hun huidige plan. Inmiddels heeft hij zijn bestelbus omgebouwd tot een geïmproviseerde camper die wel tegen een stootje (of een oorlogje) kan.
Nieuwsgierig bekijk ik het resultaat van al zijn inspanningen.
“Kijk, dit is onze keuken!”
Met een ferme zwaai gooit mijn ex de achterklep van zijn bestelbus open. Met enige moeite trekt hij een eigenhandig getimmerd, gammel houten frame uit de laadruimte tevoorschijn.
“Eh, ik zie helemaal geen keuken?”
“Sjonge, je ziet toch wel dat er heel veel keukenspullen in dat rek staan,” reageert hij licht aangebrand.
“Oh, ja. Nu zie ik het!” herstel ik mijn eerdere reactie. ‘Mooi hoor… “ bewonder ik het nog onbewoonde kookeiland. Het rek is gefabriceerd van aangespoeld schroothout, waaraan ze zich kunnen vastklampen in tijden van oorlog.
“Waar willen jullie eigenlijk gaan slapen?
Ik gluur nog eens in de bus. Vol verbazing ontdek ik dat het overige interieur uit slechts twee grote, onvriendelijk ogende, kunststof hondenhokken bestaat, die zeer strategisch tegenover elkaar staan opgesteld.
“Joh, zo’n plastic hondenbench biedt toch onvoldoende bescherming tegen rondvliegende munitie? Als ze willen, schieten ze daar dwars doorheen, hoor! En heb je van tevoren wel geprobeerd of jullie erin passen, om latere nachtelijke teleurstellingen te voorkomen en zo?”
“Die zijn natuurlijk niet voor ons,” lacht mijn ex, “we nemen de honden mee, hè. Je weet tenslotte nooit of ze nog van pas zullen komen. Misschien ontstaat er een situatie waarin ze ons kunnen beschermen.”
“Of waarin je genoodzaakt bent om ze op te eten… Wanneer er een echte, zware hongersnood uitbreekt, bijvoorbeeld…” Mijn fantasie slaat alvast lekker op hol.
“Welnee,” wijst mijn ex die optie van de hand, “Er ontstaan heus geen voedseltekorten. Rutte verwacht namelijk geen economische crisis door oorlog. Onze economie draait als een tierelier, beweerde hij eergisteren nog.”
“Dus jullie nemen helemaal geen voedsel mee?” Verbaasd kijk ik mijn ex aan. Zolang ik hem ken, hamstert hij grote hoeveelheden voedsel, die hij thuis in een enorme voorraadkast opslaat.
“Nope. Geen plek meer in de bus. En zoals ik net al uitlegde, dat is ook helemaal niet nodig. We kopen onderweg wel het een en ander. We slapen trouwens daarboven,” wijst hij.
Vanzelf glijdt mijn blik omhoog en blijft ergens rusten ter hoogte van een plank, die zowel als verlaagd plafond en als lattenbodem voor een matras dient.
“Is dat wel slim, zo’n quasi hoogslaper?” vraag ik me bezorgd af. “Tijdens een bombardement duik je toch niet voor niets een kelder in?”
“Jij denkt misschien dat je een bombardement zult overleven, maar als er zwaar gebombardeerd wordt, kunnen onze dijken het zomaar begeven. Dan loopt een groot gedeelte van Nederland volledig onder water.”
“Aha, vandaar die zwarte platen op het dak van je auto! Laat me raden… Dat is vast en zeker een zelfgebouwd vlot,” probeer ik enthousiast. “Of is het een pantser, dat extra bescherming tegen rondvliegende kogels zal geven?”
“Ha ha. Nee, dat zijn zonnepanelen. Via een ingebouwde omvormer hebben we gewoon stroom in de bus.” Mijn ex kijkt me apetrots aan.
“We hebben zelfs een kleine televisie, die het echt doet!”
“Volgens mij hoef je tegenwoordig geen televisie meer te kijken om te kunnen ontdekken dat de wereld volledig aan het doordraaien is,” mompel ik.
“Als je slim bent, vertrek jij ook bijtijds,” adviseert mijn ex. “Je hebt toch een caravan op de oprit staan?”
Als ik weer thuis ben, blijven zijn sombere toekomstvoorspellingen in mijn achterhoofd rondspoken.
“Mocht er hier oorlog uitbreken, zullen wij dan ook maar vertrekken?” stel ik ’s avonds voorzichtig aan mijn kinderen voor.
“Nee hoor, mam, dat zou erg onverstandig zijn. Wanneer er onderweg onverwachts geen brandstof meer te verkrijgen is, valt de auto stil en loop je juist alleen maar meer gevaar. En trouwens, waar zouden we dan naartoe moeten gaan?”
Mijn praktische dochter peinst er blijkbaar niet over om te vluchten.
“Precies. Ik blijf hier ook,” bromt mijn zoon.
“Maar stel je nu eens voor dat ze hier gaan bombarderen…”
“Ach, maak je niet druk, mam. Dan zoeken we wel een veilige plek in de buurt of we duiken gewoon de kelder in.”
“Ehm… Voor zover ik weet hebben we helemaal geen kelder?”
“Maar papa wel. Onder de trap zit toch die meer dan goed gevulde voorraadkast? Als je daarin staat, loop je via een paar traptreden vanzelf verder de kelder in. En daar ligt nog véél meer. En toevallig… heb ík gewoon de sleutel van zijn huis.”