Ik sta voor de Lidl mijn boodschappen in mijn auto te laden. Dagelijkse dingen, om te eten en te drinken en voor de hygiëne, maar toch ook veel lekkers en luxe. Zin in. Ik heb groot ingeslagen; ik wil niet om de twee dagen naar de supermarkt moeten rijden bij deze brandstofprijzen. Meer dan honderdvijftig euro afgetikt. Godsamme, het leven is ineens dubbel zo duur geworden, grom ik in mijzelf.
“Niet zeiken, trut,” zeg ik hardop tegen mijzelf. Ik heb het goed, zelfs geen financiële zorgen. Ik kan me nog steeds veroorloven om te tanken en het huis warm te stoken. Ik heb mijn kinderen bij me en mijn hele hebben en houwen zit niet in één rolkoffertje. Integendeel, mijn huis puilt uit… En natuurlijk denk ik dan ook ogenblikkelijk aan al die vluchtelingen die in de afgelopen weken huis, haard en geliefden hebben moeten achterlaten. Die het koud hebben, daar in de sneeuw aan de Poolse en Moldavische grenzen. Die enkel dat te eten hebben, wat anderen hebben gedoneerd. Die blij zijn met een kop koffie, een broodje en een deken om weer enigszins warm te worden.
In mijn ooghoeken zie ik een persoon rondscharrelen. Een dakloze, zoals ze zo vaak op de parkeerplaatsen van supermarkten rondwaren. Hij blijft bij een auto verderop staan, vraagt de dame om iets.
“For Ukrain?” versta ik. De vrouw schudt heftig nee, heft haar handen afwerend op. Ik snap haar wel; bedelende mannen zorgen voor een ongemakkelijk gevoel als je net uitgebreid je gekochte waar in je SUV staat te laden. Meestal staan ze gewoon met een daklozenkrant ergens bij de ingang en kun je snel met je kar er langsheen racen, maar deze is assertiever.

bron: pixabay.com 55492
De man, naar het uiterlijk te oordelen – mag dat überhaupt nog? – uit het Midden-Oosten (in ieder geval niet ‘Kaukasisch’) en naar schatting een jaar of dertig, ziet er shabby uit. Klein, mager en moe. Hij loopt verder, in mijn richting, een bekertje in zijn uitgestrekte hand houdend. In mijn hoofd wordt de paniekknop al lichtjes ingedrukt. Ah nee, hè…
En dan klinkt het, nu van dichtbij, wederom: “For Ukrain?
Ik kijk hem een terughoudende blik aan. Scepsis maakt zich van mij meester.
Hij houdt netjes anderhalve meter afstand, het bekertje voor zich houdend. Een smoezelig mondkapje beschermt hooguit zijn kin tegen het Sahara-stof.
“Have you fled really from the Ukraine?” vraag ik zo beleefd en vriendelijk mogelijk, maar even buiten beschouwing latend dat hij, volgens zijn eigen woorden, eigenlijk ‘voor de Oekraïne’ aan het collecteren is en niet ‘voor zichzelf’.
“Yes, yes! Fled!”
“From Ukraine to here?” vraag ik nogmaals uitdrukkelijk, wetende dat Oekraïense mannen van zijn leeftijd het land niet eens uit mogen. Die moeten vechten. Tegelijkertijd graaf ik al rond in mijn geweten: waarom ik dit wil weten? Waarom vraag ik überhaupt iets? Maakt het wat uit waar hij vandaan komt? Kennelijk heeft hij het niet bepaald breed en is hij ergens voor gevlucht. In ieder geval is hij ontheemd, want ’thuis’ is hij hier overduidelijk niet.
Hij twijfelt, bestudeert voor een moment het parkeerplaatsasfalt onder zijn heen en weer schuifelende voeten. Het ongemak is met gemak te herkennen. Dan kijkt hij mij met een wanhopige blik aan.
“Not Ukraine… Syria. But real refugee, too…” stamelt hij. Zijn bekertje beeft. Ik neem aan dat hij het koud heeft in de gure voorjaarswind, met enkel een shirt en een flinterdun trainingsjack aan. Ik heb met hem te doen, maar wil het toch nog niet loslaten.
“Why did you say you were from Ukraine, then?” Het antwoord weet ik eigenlijk al, maar ik wil het uit zijn mond horen, puur voor mijn eigen realiteit.
“Because I man. No help for Syrian man. Yes for Ukraine people. Woman. Children. Not man.”
Ik had ’t verwacht en tóch schrijnt het om dit uit de mond van een medemens te horen. Blijkbaar moet ik hier even doorheen, want ik voel me ineens een hypocriet luxe beest; ik kan nog steeds alles kopen wat ik wil en wens, heb het niet koud en word niet elke nacht gewekt door luchtalarm.
Ik wijs naar mijn boordevolle boodschappenkar. “Do you want something from that?” Het is een gewild behoedzame vraag: ik wil tóch nog even weten of hij enkel geld wil, voor drugs of zo, of dat hij echt honger heeft. Hij kijkt me een tel verbouwereerd aan. Waarschijnlijk heeft hij deze vraag nog nooit eerder gesteld gekregen. Dan twijfelt hij niet langer en woelt voorzichtig door mijn boodschappen, mij onderwijl steeds weer vragend aankijkend.
Ik knik. “It’s okay, go ahead.”
Hij pakt daadwerkelijk een zak met nog warme, verse broodjes. Ik verbaas me over mijn eigen verbazing.
“Anything else?”
Aangemoedigd neemt hij nu ook nog een pot pindakaas en een blik kidneybonen. En dan nog een reep chocolade. Alle luxe spullen en dure etenswaar laat hij links liggen.
“Thank you,” mompelt hij. Ik rommel in mijn portemonnee op zoek naar wat cash en frommel een briefje van vijf in zijn bekertje. Hij bedankt nog maar een keer en loopt dan snel weg, de parkeerplaats af. Op naar een meer beschutte plek die hij voor een minuut of tien ’thuis’ kan noemen, neem ik aan.
Heel even sta ik hem ietwat verloren na te staren. Daarna voel ik me eigenlijk alleen maar rot. Op welk moment in mijn leven ben ik zo achterdochtig geworden? Waarom zou ik een Oekraïense vrouw direct alles geven, maar onderwerp ik een Syrische man eerst aan een kruisverhoor over zijn motieven om om hulp te vragen? Waarom denk ik bij deze man eerst aan een drugsverslaafde en niet aan een vluchteling? Waarom maar een briefje van vijf, waarom niet een tientje?
Dan stap ik in mijn Mercedes en besluit thuis subiet te gaan uitmesten. Alles wat ik niet meer nodig heb of waar ik teveel van heb, breng ik naar de Caritas en het Rode Kruis. Mogen zij besluiten aan wie ze het geven. Ik denk dat zij veel beter kunnen beoordelen wie een ‘echte vluchteling’ is. En ik ga nog maar een keer wat doneren of zo. Tegen het rotgevoel dat machteloosheid heet. Alles om dat hypocriete geweten enigszins te sussen, nietwaar.
Het is nu nóg belangrijker dat uitgeprocedeerde vreemdelingen terugkeren naar hun veilige land van herkomst. Elk bed dat zij bezet houden is een bed waar geen echte vluchteling uit Oekraïne kan slapen.
Tweede Kamerlid @rubenbrekelmans in EW Magazine.👇https://t.co/vSKsyP7gNv
— VVD (@VVD) March 7, 2022
Mooi stukje Lou, wel herkenbaar.
Inderdaad, herkenbaar en ook begrijpelijk. Er zijn onder alle omstandigheden mensen die misbruik maken van de situatie van het moment. Ik begrijp je wantrouwen.
Maar waar ik me echt nijdig over maak is dat stukje in Elsevier van dat VVD-kamerlid. Duidelijk iemand die vluchtelingenwerk alleen kent vanachter zijn eigen veilige beeldscherm, de regeltjes kent tot de laatste punt en komma, maar waarschijnlijk geen flauwe notie heeft hoe het er bij de IND en COA toegaat in de praktijk. Mijn eega heeft een twintigtal jaren als juridisch medewerkster voor vluchtelingenwerk gewerkt en als de helft van wat ze wel eens vertelde waar is, dan heb ik geen hoge pet op de werkwijze van IND. Er zullen ongetwijfeld ook mensen tussen zitten die ook de geest van de wet of regel meewegen, maar als regel is de letter matrgevend, dan nog eens de letter en na tien keer komt misschien ook de geest aan de beurt.
De contacten intensiveren met ‘veilige landen’. M’n hoela. Die al dan niet veilig verklaarde landen weigeren als regel alle contact over terugkeerregelingen . De Nederlandse overheid, CDA en de VVD voorop, heeft het hele vluchtelingenbeleid over de schutting gemieterd. In dit geval de IND en gemeenten en wast de handen in onschuld. Dat was in de jaren ’90 al zo en is ook de laatste tien jaar weinig veranderd als ik de berichten geloven moet.
Sorry voor dit toch een beetje nijdig getoonzette stukje, maar het moest me even van het hart,
Geen sorry nodig; ik snap je – goed verwoorde – reactie helemaal…