“En, wat vind je ervan? Neem je ‘m?”
Verwachtingsvol kijkt de verkoper me aan. Ik bekijk nogmaals de tweedehands caravan die hij te koop aanbiedt.
“Ik weet het niet…,” twijfel ik. “De vloer veert zo raar mee. En de caravan is eigenlijk best wel oud…”
Omdat mijn vorige caravan achteraf gezien een flinke miskoop bleek te zijn, ben ik extra op mijn hoede. Argwanend speur ik naar ieder mogelijk gebrek.
“Tja, het is een ouwetje, dat wel. Maar nog in prima staat,” prijst de eigenaar aan. “De caravan is trouwens net zo oud als ik, grijnst hij ineens.
Ik kijk hem vragend aan.
“Drieëndertig jaar,” grijnst hij. “Kijk maar! Staat er zelfs groot op! jij zal ook ongeveer zo oud zijn, schat ik zo?”
“Hmmm, ik denk er toch nog een nachtje over na,” besluit ik wijs, geen acht slaande op zijn stuntelige compliment. Dat ding moet veel ouder zijn. “Ik bel je morgenochtend wel.’
Terwijl ik in mijn auto stap en de deur dicht knal, gaat mijn telefoon ook al.
“En? Heb je ‘m gekocht?” informeert mijn moeder nieuwsgierig.
Sinds ik op zoek ben naar een caravan, helpt ze ijverig mee zoeken. Dagelijks appt ze foto’s van de meest gedateerde exemplaren die ze op internet kan vinden.
“Nee. Eerlijk gezegd twijfelde ik nogal. Het was alwéér zo’n oud model!”
“Een RETRO caravan,” verbetert mijn moeder. “Dat is tegenwoordig juist hartstikke hip! Echt iets voor jou!”
“Ja ma, tuurlijk ma…” zucht ik. “Maar het bouwjaar van dat knaloranje retro pareltje was volgens mij 1966. Dat is me toch echt té retro.”
“Oranje?! Hè jammer dat het niet jouw kleur was. Maar wacht even, ik app je nog even een nieuwe advertentie. Die ik net heb gevonden.”
In een paginagrote beschrijving op Marktplaats lees ik dat een vrouw met pijn in haar hart heeft besloten om afscheid te nemen van haar nostalgische De Reu.
“Verdorie ma, dit lijkt wel een rouwadvertentie.”
“Pff. Deze dan? Een leuke, vrolijke Retro Flipper uit 1978?”
“Zit er ook een gratis duikbril bij? ‘Helaas is de achteruit gebroken,’” lees ik hardop voor.
“Of een SRV bus? Kun je vast geweldig verbouwen!” draaft mijn moeder stoïcijns door.
Ik luister al niet meer.
“Waren het trouwens aardige mensen, waar je net geweest bent?” informeert mijn moeder ineens overmatig geïnteresseerd.
“Jawel, het was best een aardige vent. Hij woont op een woonwagenkamp.”
“Ohw, echt? Wat bijzonder! Hoe kom je daar nu weer terecht?”
“Jij had me dat adres gegeven,” help ik haar herinneren.
“Oh ja, da’ s waar ook. Ik heb er nu wel spijt van dat ik niet met je mee gegaan ben. Ik had zo’n woonwagenkamp wel eens van dichtbij willen zien.”
“Wacht eens even,” herinnert mijn moeder zich ineens, “heb ik laatst niet ergens op internet zo’n festival caravan te koop zien staan…? Dat was een caravan, die ze speciaal hadden ingericht voor een waarzegster om te kunnen kaart- of handlezen. Werkelijk een pláátje om te zien! Er stond zelfs een kristallen bol op tafel! Even zoeken hoor…”
“Ma, mocht je soms denken dat de verkoper een excentriek figuur met een jammerende viool was, dan zal ik je helaas moeten teleurstellen. Het was een doodgewone man in een lelijke trainingsbroek en met nep-Nikes aan. Hij schatte mij trouwens een jaar of 33…” onderbreek ik vol trots mijn moeders zoektocht.
“Wááát? Dacht hij serieus dat je maar 33 jaar was?”
Er valt een korte stilte. Mijn moeders verbazing is groot. Te groot. Ik begrijp uit haar reactie dat ik inmiddels zichtbaar verouderd moet zijn.
“Ja hoor, dat zei hij echt. Drieëndertig jaar!” bevestig ik, nu licht beledigd.
“Ik bedoel,” nuanceert mijn moeder, “laten we eerlijk zijn, in werkelijkheid ben je natuurlijk wél een stukje ouder. Dat kan je moeilijk ontkennen, toch?”
“Piept en kraakt niet en mijn onderstel is ook nog prima in orde,” verdedig ik mezelf in een glad gestreken verkooppraatje. “Lichtgewicht, beslist geen lekkage of aangetaste onderdelen. Geliefd model, dat nog steeds prima in de markt ligt. Kortom, zo’n retro modelletje is bij nader inzien misschien helemaal zo gek nog niet, hè ma?!”