Mijn collega en ik kunnen onder het werken (de dagen dat we een kamer delen) heerlijk zeiken tegen elkaar over “man versus vrouw”. Ik klaag dat hij nooit luistert. Doet hij ook echt niet, tenzij het hem uit komt (waar is die cake die je vorige week beloofd hebt). Hij klaagt dat vrouwen altijd A zeggen en B bedoelen, maar daar kan ik mij nooit in vinden en dus komen we telkens allebei tot dezelfde conclusie: “Ik heb gelijk!” Dat hij nooit luistert, is in ieder geval gewoon een feit. Punt.
Aan het eind van de dag op kantoor:
“Hé, Bert, ik begin morgen wat later, ik moet nog ff langs de huisarts.”
“Oh, oké. Niks ernstigs?”
“Nee hoor, vrouwending. Ik kom daarna meteen naar kantoor.”
De volgende ochtend in de wachtkamer van de huisarts; *pling!*
WhattsAppje:
>>> Waar ben je? Ben je vrij vandaag?
<<< Huisarts, zei ik toch gisteren!
>>> Oh, oké. Niks ernstigs?
<<< Ik heb niet lang meer.
>>> Haha, grapjas. Kom je nog naar kantoor?
<<< Zucht
Nou, dat dus. En dit is slechts een klein voorbeeld. Een van de honderden. Dus zodra ik hem hoor praten met Mia (zijn vrouw, een echte schat) steek ik een A4-tje (dat ik met tape aan mijn liniaal heb bevestigd) als een vlag boven het scherm uit, met de woorden: SHE IS RIGHT! YOU ARE WRONG!
Iets wat meestal resulteert in het gooien van een voorwerp richting mijn persoon.
“Maar dat zéí ze niet,” protesteert hij dan even later. En ik vind (en beweer) dan natuurlijk weer van wel.
Aangezien Bert een beetje (Oost-Indisch) doof is, heeft hij het geluid van zijn mobiel zó snoeihard staan, dat ik het hele gesprek kan volgen. Inclusief het zuchten en steunen. En als ik echt mijn best doe, dan proef ik zelfs het rollen van de ogen tussen de zinnen door. Hetzelfde geldt voor de wanhoop.
Mia belt, Bert neemt op:
B: Hoi Hoi!
M: Hoi schattie, hoe istie? Ben je druk?
B: Hmm…
M: Druk dus.
B: Hoezo?
M: Niks, lamaar. Ff over straks, Paula en Hans komen eerder, want hun oppas moet eerder weg, dus ik maak die maaltijdsalade en dan eten we die lasagne morgen wel.
B: Hoezo? Ik had net zo’n zin in lasagne. Ik vind die salade niet zo lekker. Doe dan liever pannenkoeken.
M: Ja, doei, dat duurt nog langer dan de lasagne en ik wil dat ‘t netjes is in de keuken als ze komen.
B: Ik kook wel.
M: Wat kook jij?
B: Lasagne
M: Nee, alsjeblieft zeg! Ik zei toch, ik wil dat het netjes is en dat we kant en klaar zijn als ze komen.
B: Dat zeg ik. Ik kook wel. Kun jij opruimen. Ik moet nu hangen, krijg een lijntje. Doei schat.
Bert zucht als hij later een appje krijgt met de mededeling “ik haal wel patat” en kijkt mij aan en zucht: “Snap jij het nog? Nu eten we patat!?!”
JA ,BERT, ik snap het volkomen. Jij luistert niet. Afspraak komt eerder, zij wil dat het huis dan netjes is en niet dat het naar lasagne ruikt, of pannenkoeken. En dat het opgeruimd is en netjes. En dus komt ze met een snel-klaar-hap. De maaltijdsalade. Omdat ze dat blijkbaar als alternatief in huis heeft, zonder dat ze daarvoor weer tussen alle rompslomp door naar de supermarkt hoeft te sjezen. En als jij gaat koken, maak je er waarschijnlijk (net als elke vent) een complete teringbende van die zij weer mag opruimen, want afgezien de pannen op het aanrecht die je dan nog misschien net wel ziet, zie jij niet de spetters op de kastjes, of de strepen op de vloer. En dus had JIJ moeten zeggen: “Geeft niet schatje, doe rustig aan! Ik neem wel een patatje mee op de terugweg!”
Ik hijg inmiddels al staand leunend over mijn beeldscherm om mijn woorden nog wat kracht bij te zetten. Waarop Bert mij dodelijk vermoeid aankijkt en zegt: “App dan gewoon: ‘Schat, neem ff patat mee op de terugweg!’ Klaar.”
Ik blijf hem even aankijken, op zoek naar woorden. Helaas. Ik vind ze niet. En dus ga ik maar weer zitten. Langzaam. Met een zacht gemompel: “Maar dat zéí ze ook… Eigenlijk.“
Kut Mia. App dan gewoon dat ie patat moet halen…

bron: pexels.com 3791136 (credits: user Andrea Piacquadio)