Onze hond is al weer een jaar of twee dood. Drama alom. Dik verdriet (inmiddels wel een plekje gegeven) en dikke vette dierenkliniek rekening (doet nog steeds zeer) waar we van op vakantie hadden gekund, dus heb ik destijds besloten: na Tommy geen beesten meer. Plus, wie mag er voor zorgen? Juistem. Moi.
Net als voor die stomme hamsters. Die kregen ze toen ze 5 en 6 waren van mijn zusje – zó leuk. “We gaan er echt héél goed voor zorgen, mama!” beloofden ze plechtig met de handjes op het hart. Niet dus. Op een gegeven moment was ik het zo zat dat ik ze weggegeven heb aan een vriendin. Haar dochter beloofde evenzo plechtig dat ze er goed voor zou zorgen. Ja. Vast. Succes. Hier waren ze mooi foetsie. Wat hebben ze de beestjes gemist, zeg. Ontzettend. NOT. Ook nooit meer naar gevraagd. Daar trappen we dus niet meer in.
Tot een paar weken geleden. Oudste dochter, uit het niets: “Mam, ik wil weer een hond…”
En daar kraaide papegaai 2 ook meteen mee op de achtergrond: “Jáá!! Ik ook!!”
“Nee. Gaat niet gebeuren. Jammer, maar helaas. Veel te zielig voor het beestje. Ik werk alle dagen en jullie gaan naar school.”
“Ja maar… Jij werkt nu toch meestal thuis?”
“Meestal ja, maar niet altijd en ik ben dan weer de enige die er achteraan mag klepperen. En ik vond het nu nét zo lekker om zonder hond op vakantie te kunnen gaan. En het kost ook nog eens handen vol geld.”
“Wij zullen hem ook verzorgen en uitlaten en zo.”
“Nee.”
“Maar als wij dan zelf meebetalen van ons zakgeld?”
“NEE. Einde discussie.”
“Nou, dan wil ik tenminste een goudvis,” vervolgde Sophie [Eh huh? Wáár is de logica??], “want dat vind ik echt hartstikke leuk en ik mis een dier in huis om mee te praten en te knuffelen.”
Ik bleef haar een moment lang onnozel aanstaren en deed mijn best om niet keihard te lachen, zodat ze haar eigen woorden even kon laten bezinken.
“Jaha… Ik wéét dat ik er niet mee kan knuffelen, maar vissen zijn leuk. En gezellig. En je kunt er zo lekker naar kijken. Ik word daar rustig van. En ik beloof dat ik er echt helemaal zelf voor zorg. Echt!”
Dat durfde ik nog wel aan.
“Prima,” zei ik, “maar zelf kopen, zelf verzorgen en zelf voer regelen.”
De volgende morgen bleek Roos, de jongste, tot haar eigen verbazing mede-eigenaar van het vissengeheel te zijn. Zuslief had haar namelijk meteen na het besluit al een tikkie van 15 euro gestuurd, met de mededeling: “Dan zijn ze van ons samen.” Een memo die Roos (net als ik) klaarblijkelijk totaal gemist had, gezien de discussie die het bewuste tikkie meteen tot gevolg had.
Maar uiteindelijk werd er na een intensieve onderhandelingsfase en enig hevig polderen over diverse huishoudelijke taken een slotakkoord bereikt: Roos stemde in.
En het werden er dus twee. Want één alleen was zielig.
Echter, het geheel kostte mij alsnog een vermogen, want binnen 24 uur lag nummer één al op apegapen. En bij nader inzien was een kom eigenlijk helemáál niet goed voor goudvissen. En er werd handig met mijn moederlijke gevoelens gespeeld: “Ach mam… Nu is Gamba helemaal alleen en ik wil niet al mijn geld uitgeven aan nóg een nieuwe vis. Wat nu, mam? Jij vindt ‘t toch óók zielig!?”
Zucht.
Lang verhaal kort: ja, mama vond het inderdaad ook zielig. En dus hebben we nu vier (!) vissen – drie goudvissen en een algenvreter – in een megagrote bak. Met nóg meer steentjes en tierelantijntjes. En plantjes. En een huisje. En een heuse pomp. En speciaal, gezond goudvissenvoer. En een zuurstofblok.
En drie keer raden wie de bak nu mag schoonmaken, nadat mevrouw een paar keer enthousiast haar best had gedaan? Want ja, ZIJ had immers gekozen voor een klein, overzichtelijk, snel schoon te maken kommetje. En IK had tenslotte die mega bak gekocht, die véél meer werk is om bij te houden…
Precies.
Ze gaan op marktplaats.

bron: pixabay.com 4724315 (credits: Ali Mosavi Sam)