Na jaren van klagen, boos worden, smeken, dreigen en belonen, heb ik het “huishouden” als zodanig sinds een halfjaartje opgegeven. Oké, ik kan nog steeds niet tegen rommel, dus dat ruim ik tegenwoordig maar op door het vanaf de drempel hun slaapkamers in te mikken en de deuren dicht te trekken, maar het gevoel van alles voor niets te hebben gedaan, is voorbij. Halleluja.
Ik haal nog elke dag een dettoldoekje over het aanrecht en de keukenkastjes en ik glorix ook nog even de toiletten, maar het hele huis afstoffen, stofzuigen en dweilen – inclusief badkamer soppen – doe ik nog maar één keer per twee weken, als beide zonnestraaltjes richting papa gaan.
Ik zwaai ze al met de stofdoek uit. Op vrijdagavond ben ik dan al een heel eind. Op zaterdagmorgen de rest. Wat een weelde. Moe en voldaan – als na een overweldigend orgasme – zit ik dan, onder het genot van een cappuccino, het resultaat te bewonderen. WOW!! Het besef dat ik daar dan ook echt anderhalve dag van mag genieten brengt me volledig in extase.
Dit nieuwe ritme werkt fantastisch! Roos (de meest ranzige van de twee) kan hier uitstekend mee leven. Dat oude broodjes, platte bananen en in zakjes tot moes vergane kiwi’s dus twee weken de kans krijgen om nakomelingen te verwekken achter, onder en naast haar bed, interesseert haar niets. “Whatever” is op dit moment haar levensmotto.
Echter, als ze op zondagavond weer thuis komt, is ze toch wel blij, getuige het feit dat ze luid juichend en zingend: “OOH DANKJEWEL ALLERLIEFSTE MOEDERTJUHH!” naar beneden gilt, zodra ze boven is. Gevolgd door het leegrukken van haar weekendtas op en naast het bed, op zoek naar de oplader van de telefoon. En daar ligt dan ook weer meteen de basis voor de komende twee weken tentoongespreid. En bedankt weer.
Sophie heeft iets meer moeite. Sophie vindt iets namelijk erg snel erg vies en gaat al kokhalzen van de geur van een vieze vaatwasser (“Daarom zet ik altijd alles op het aanrecht, mam!”), maar Sophie is ook lui, dus zorgt zij – meestal – dat in ieder geval haar eigen kamer spik en span is. Op die wijze heeft ze voor zichzelf een oase van rust gecreëerd om zich in terug te kunnen trekken. Nadeel hiervan is dat ze haar rommel dus of op de overloop zet, of een hoekje verder, zo mijn slaapkamer in (die altijd netjes is). Ik kwak het dan steevast weer terug in haar kamer onder luid protest, maar overall mag ik bij haar niet meer klagen. Dat doe ik dus ook niet.
Zij echter wel bij mij.
“Mam, ik vind dat er eigenlijk vaker gestofzuigd moet worden, hoor. Heb je die hagelslag gezien onder de tafel?”
“Euh nee? Ik eet geen hagelslag, maar als jij er last van hebt, be my guest.”
“Mam, er ligt geen schone kleding meer in de kast,”klinkt het vervolgens met een geïrriteerde zucht.
“Klopt, ligt schoon in de wasmanden op zolder, omdat het daar dan in elk geval centraal blijft en niet schoon op jullie vloer belandt, om daarna weer ongedragen bij de vuile was te eindigen.”
“Maar dat doet Roos, IK niet!”
“Ik ook niet, schat, maar de goeden moeten nu eenmaal onder de kwaden lijden”.
En zo wurm ik me al een half jaar lang tussen de tweewekelijkse opruimsessies door, wat een openbaring is gebleken. Sophie heeft het licht gezien en zuigt of vouwt zowaar zo nu en dan ook iets zelf. Eindelijk! Het spreekwoord treft ons beiden: Die kan horen, zien, verdragen, die leert alles zonder vragen.
En als ik Roos de keukenla open hoor trekken en Sophie boven de geluidsbarrière uitknalt; “NIET KRUIMELEN, ik heb net gestofzuigd!!”rest mij niets dan berusting met een glimlach. One down, one to go.

bron: pixabay.com 627218