Wat een genot om het zonnetje weer te mogen absorberen. Ik gun mij daar echt te weinig tijd voor. Daar baal ik dan achteraf weer van als ik op mijn vakantieadres het halve veld verblind met mijn spierwitte melkflessen. Dan neem ik mij steevast voor voortaan een ondergrondje op te bouwen in het voorjaar. Plus, als je bruiner bent, lijkt je lichaam ook iets strakker en mooier. Ik houd van dat optisch bedrog.
Zo af en toe een half uurtje zon vangen is dus een must. (Nomen est omen, niet dan?) Ik wil dan echter ook even rustig kunnen genieten. Een onmogelijke taak als je continu een stel pubers met aanhang om je heen hebt hangen (het pubergedruis leeft in roedels hier). Zul je net zien dat ze weer één of andere TikTok opnemen (kijken naar achtergrond, ho maar), met mij als gestrande albino walrus ergens vaag in de verte. Leuk! En zo’n filmpje wordt vervolgens natuurlijk uitgebreid gedeeld. Nee, ik pas.
Nu was het echter met Pasen schitterend weer en ging papa tweede paasdag met de meiden uit eten (nee joh, geen punt als je ze ’s morgens al komt halen… negen uur ?!?). Negen uur werd uiteraard half twee (as usual) en na een snelle opruimronde (eerste paasdag had ik het huis vol), ben ik heerlijk met mijn ligbed de tuin in gedoken. Drankje erbij… Muziekje aan (noodzaak), want buurvrouw besloot een vogelhuisje op te gaan hangen met een hamer en houtspijkers in een stenen muur, de topper. Dus gewoon kunstmatig blokkeren, die herrie.
Weldra lig ik in een aura van puur genot. In mijn gloednieuwe bikini. Ik kom tot rust. Iets wat altijd maar van korte duur is, want als ik dan eindelijk rustig lig, springt er van alles door mijn hoofd en verschijnt mijn to-do list als vanzelf op het canvas van mijn verbeelding. Zo ook de tampons die ik nog moest halen, want op. En noodgeval. Maar eerst: zon. De wekker op een half uurtje. Daarna maar weer in de kleren en naar de supermarkt, voordat ik straks te laat ben. Lekker op de fiets. Zijn we ook nog eens sportief. Goed bezig, ik.
Bij terugkomst zie ik nog nét een hoekje zon. Dat moet ik nog effe meepakken! Ik gooi de poort op slot, flikker de fiets in de schuur, smijt tas en sleutels naar binnen en mijn shirt plus broek in de hoek. Gewoon in string en beha, kan mij het schelen, niemand die ’t ziet. Snel, snel, snel…
Oei. Handdoek en hoofdkussentje vergeten. Ik loop weer naar de deur en na twee keer rukken en trekken besef ik het. Ik voel me zo mogelijk nóg witter wegtrekken. KUT! Potdicht. Door het te hard dichtschuiven is de hendel aan de binnenkant van de schuifpui naar beneden gezakt. In het slot. Help? Iemand?
String. NEE! Oh God, nee, please…
Daar sta je dan, met je spierwitte reet in je zwarte string en (goddank bijpassende) beha. Als een wit paasei met een zwart strikje erom, verstopt a.k.a. opgesloten in eigen tuin. Gelukkig heb ik mijn telefoon nog wel mee naar buiten genomen. Wat dan weer een logica van lik m’n (ongebruinde) reet is, want wie ga ik bellen? De enigen met een sleutel zijn mijn dochters. En hun vader, de ex.
En mijn meiden ga ik dus echt niet uit het restaurant trekken. En ik ga ook zeker niet mijn ex bellen om te vertellen dat ik buiten sta, in string en beha. Niet dat er ook maar een stukje van mijn lichaam onbekend is voor hem, maar toch. Raar, eigenlijk. Zodra een man tot ex is getransformeerd, schaam je je nog meer voor hem dan voor je gynaecoloog. Zouden meer vrouwen dat hebben? Geen idee. Ik ga het niemand vragen.
Back to business. Hoe kom ik weer binnen?
Mijn ogen schieten van boven naar beneden en van links naar rechts. Het hele huis zit potdicht, behalve het zolderraam. Ik schat mijn kansen op nihil. Mijn hoop-level zinkt naar standje moedeloos en zelfs heel rap richting wanhoop. Zelfs met een lange ladder – die ik niet heb , dus waarom denk ik er überhaupt over na – zou dat betekenen dat ik mezelf morgen direct terugvind op Dumpert. Geen optie.
Mijn enige potentiële redding: over de schutting klimmen en dan heel hard naar de voorkant rennen. Daar kan ik de reservesleutel-aan-touwtje wel door de brievenbus trekken. Waarom ik dat ding daar nog steeds heb? Nou, hierom dus! Dit is namelijk niet de eerste keer dat één van ons zich buiten sluit.
Note to self: reparateur bellen voor nieuwe schuifpui-hendel. En nu echt…
Ik klim op de picknicktafel en gluur voorzichtig over de rand. Links, rechts. Niemand. Goddank. Ik woon op een hoek, dus ik heb maar een kleine weg te gaan met weinigen die erop kijken, dus dat is mijn enige zegen in deze hel. Ik trek het lange kussen van mijn ligbed en gooi het ding over de rand. Wegens zachtere landing en zo.
Ik had gehoopt te kunnen schrijven dat ik me vervolgens heel gracieus heb kunnen laten zakken, maar dat kan ik niet. Ik heb me er geheel oncharmant overheen geploeterd. Snel drapeer ik het kussen om mij heen en ren naar de voordeur. Please, laat de sleutel daar nog hangen? Please, please, please?
JAHAA!!
Ik ben binnen. Hartslag van 300, snee in mijn bil, splinter in mijn hand, maar ik ben vooral dankbaar voor het feit dat niemand mij gezien heeft. De zon is inmiddels weg. Mooi. Snel mijn kleren weer aan en even bijkomen. Bruiner ben ik niet geworden. Wel knalrood.

bron: pixabay.com 1563871