Na het voeden legt Martha haar zoontje terug in zijn bedje en geeft een kus op zijn donkere haartjes. Terwijl ze haar omslagdoek strakker om zich heen trekt, klinkt er een klop op de buitendeur. Martha schrikt van het geluid. De angst zit diep van binnen. Razzia’s, huisuitzettingen… ze heeft het allemaal gezien.
Ze luistert. Buiten is het stil, op het huilen van de wind na.
Haar man is op pad om eten en brandstof vergaren. Het is geen vetpot, maar ze kan elke avond zonder honger naar bed, omdat haar man de helft van zijn rantsoen aan haar geeft.
Het geklop klinkt weer; ditmaal vier keer kort achter elkaar, alsof het haast heeft.
Martha sluipt naar het verduisterde raam en gluurt tussen de afgeplakte kranten door. Een smal silhouet. Het zou een vrouw kunnen zijn. Of niet. Eén ding weet ze zeker: het is geen mof.
Ze rilt, loopt naar de deur en opent ‘m.
Voor haar staat een vrouw. Haar jas slobbert om haar lichaam. Haar gezicht is getekend door stress, angst en uitputting maar vooral door een honger die zijn weerga niet kent.
In haar armen draagt ze een kind. Ze strekt haar armen uit en gebaart tegelijkertijd dat Martha de baby van haar moet aanpakken.
‘Zorgt u alstublieft voor hem,’ smeekt de vrouw.
Martha laat haar het kind in haar handen duwen. Onbeweeglijk blijft ze staan. Het lijkt alsof haar hersenen stilstaan. Alsof haar ogen en oren slechts kunnen waarnemen.
De magere vrouw loopt alweer weg. Haar benen lijken op dunne stokken. Ze kijkt nog even keer achterom.
‘Zorg goed voor hem!’ roept ze nogmaals huilend. ‘Hij heet David.’ En iets zachter: ‘Hij is een Joodse baby…’
Werktuigelijk klemt Martha het kind tegen haar borst en wikkelt de omslagdoek om hem heen. Ze wil roepen, schreeuwen, maar elk woord loopt vast in haar keel.
Pas als de vrouw uit het zicht verdwenen is, komt Martha weer tot leven. Gehuld in kippenvel stapt ze naar binnen en sluit de deur. Verbijsterd kijkt ze naar de baby in haar armen. Hij lijkt te zwak om te huilen. Ze gaat zitten en geeft hem de borst. Ze kijkt naar het sterk ondervoede gezichtje met een mondje dat nu nog krachteloos van haar melk drinkt.
Wat zal haar man van David vinden? Terwijl ze de vraag formuleert, weet ze het antwoord al. Hij zal geen kind aan zijn lot overlaten. Nooit! Joods of niet.
Wist de vrouw dat zij een kind aan de borst heeft? Waar komt ze vandaan? Zouden de buren iets van het bezoek gemerkt hebben? Wat is Davids achternaam?
Voor een vrouw alleen is het een hachelijke onderneming tegen spertijd op straat te zijn. Hoe langer ze erover nadenkt, hoe meer bewondering ze krijgt voor de wanhoopsactie van de onbekende moeder. Een daad van oprechte liefde. Met een hand veegt ze haar wang nat. Hoe graag ze ook zou willen, ze kan dingen niet veranderen door ze te betreuren.
Martha’s vragen blijven voor altijd onbeantwoord.

bron: pixabay.com 5501796