“Toch weet ik zeker dat ik kanker heb,” had mijn vader op een ochtend tijdens het ontbijt gezegd. Hij keek somber voor zich uit.
“Nou, daar denken de artsen in het ziekenhuis heel anders over,” wierp mijn moeder tegen. “Je bent van top tot teen onderzocht en je mankeert werkelijk helemaal niets. Jij bent kerngezond!”
“Die artsen zeggen dat alleen maar, omdat ze ook wel weten dat ik de echte uitslagen van de onderzoeken niet aan kan,” wist mijn vader zeker.
Hij zuchtte eens diep en legde moedeloos zijn hoofd naast het lege bord op tafel.
“Stel je niet zo aan, het lijkt wel alsof je alvast bent opgebaard.” Mijn moeder wees naar de bloemenprint, die de rand van het bord sierde.
Sindsdien herhaalde mijn vader regelmatig zijn sombere voorspelling.
“Kanker,” prevelde hij zachtjes voor zich uit, als een dagelijks gebed ter afsluiting van iedere maaltijd.
Mijn vader ging levenslang gebukt onder de angststoornis hypochondrie. Iemand met hypochondrie is buitensporig bang om een ernstige ziekte te hebben of te krijgen. Talloze onderzoeken, foto’s en MRI scans, die hij onderging om hem enigszins gerust te kunnen stellen, boekten doorgaans weinig tot geen resultaat.
Soms verdwenen zijn angsten. Af en toe liet hij zich ervoor behandelen met behulp van therapie. Een enkele keer werd hij zelfs opgenomen in een kliniek. Maar steeds opnieuw keerden zijn angsten terug. Als een chronische ontsteking, die zich soms een lange tijd rustig hield, maar toch telkens weer onverwachts de kop op stak.
Mijn vader probeerde zijn angsten te beheersen door – al dan niet alternatieve – medicijnen te kopen in de plaatselijke drogisterij. In zijn kledingkast verzamelde hij jarenlang magazijnvoorraden aan gekleurde pijnstillers en voedingssupplementen, die hij heimelijk als gestolen snoepgoed tussen zijn kleding verstopte. Ook schafte hij een vuistdikke medische encyclopedie aan, waarin hij ’s avonds alvast de aandoening opzocht, waaraan hij de volgende ochtend zou lijden. Zodat hij goed op de hoogte zou zijn van het toekomstige ziekteverloop en het behandelplan, dat hem binnenkort te wachten zou staan.
Inmiddels is mijn vader 80 jaar. Hij is nog nooit ernstig ziek geweest of geopereerd. Hij heeft zelfs geen griepje of lichte symptomen van Corona gehad. Hij verkeert in blakende gezondheid en beschikt over een uitstekende conditie. Tot vorige week. Toen vertrouwde hij me toe dat er tijdens een darmonderzoek in het ziekenhuis een kwaadaardige tumor was aangetroffen. Deze keer is het dus wel foute boel.
“Jeetje pa. Daar schrik ik enorm van,” was mijn eerste reactie. Onderzoekend keek ik hem aan. Het viel me ineens op dat hij flink was afgevallen.
“Maak je maar geen zorgen, hoor,” antwoordde mijn vader rustig. “Want dat doe ik ook niet.”
“Ben je dan niet bang?” Stomverbaasd keek ik hem aan.
“Nee. Gek, eigenlijk. Maar voor het eerst in mijn leven ben ik helemaal niet bang.”
“Men zegt wel eens, dat een mens dikwijls het meest lijdt door het lijden dat hij vreest,” mompelde ik.
”Misschien klopt dat wel. Hoe dan ook, de tumor is nog maar heel klein en kan gemakkelijk worden weggehaald. Bovendien is de prognose om te herstellen buitengewoon goed.”
“Gelukkig maar. Dat is goed nieuws, pa. Alhoewel ik eigenlijk nog steeds een beetje ongerust ben,” beken ik eerlijk.
“Komt goed, wacht nu eerst maar eens af.”
Zelden klonk mijn vaders stem zó vastberaden en zelfverzekerd.
Verwonderd keek ik naar zijn sterk vermagerde gezicht. Nooit eerder heeft hij er zo ontspannen uit gezien. Alsof er kilo’s aan kwaadaardig weefsel zijn verwijderd. Door echt ziek te worden, lijkt mijn vader eindelijk te zijn genezen van zijn hypochondrie.

bron: pixabay.com 389921