“Ik word heen en weer geslingerd tussen mijn hart en verstand. Mijn hart vertelt me dat je de meest fantastische vrouw bent, die ik ooit heb ontmoet. Maar mijn verstand zegt tegelijkertijd dat er in jouw leven nauwelijks ruimte is om onze relatie vorm te kunnen geven…”
Met een onbestemd gevoel wacht ik op de resterende, nog onuitgesproken zinnen van mijn lief.
“…en mijn gevoel blijft daar ergens tussenin hangen, maar geeft ook aan dat ik onze relatie eigenlijk wil beëindigen.” Eindelijk heeft hij het hardop uitgesproken. De beëindiging van onze relatie staat nu onomstotelijk vast.
“Deze woorden had ik echt niet verwacht,” zeg ik zacht en verdrietig, “en al helemaal niet uit jouw mond.” Ontdaan laat ik zijn mededeling nog eens goed bezinken. “Juist omdat we samen zoveel bijzondere en mooie momenten hebben beleefd,” luidt mijn eenvoudige verklaring. “Eigenlijk heb ik me zelden zo saamhorig met iemand gevoeld als met jou.”
Ik graaf meteen diep in mijn herinneringen, die onlosmakelijk alleen met hem zijn verbonden.
Het dieprode glazen hartje, dat ik ’s ochtends vroeg, na een van onze eerste gezamenlijke nachten, stiekem onder zijn kussen had verstopt.
Het kleinood lag op een briefje, waarop ik had geschreven: “Speciaal voor jou. Breekbaar, dus wees voorzichtig.”
Langzaam en pijnlijk dringt het nu tot me door dat hij dit spiekbriefje, waarop ik hem beknopte informatie over echte liefde doorspeelde, voortaan niet langer nodig zal hebben.
“Je stuurde me toen dat liedje,” weet ik nog, “van Charles Aznavour.”
Mijn lief zwijgt.
“‘She’…” help ik hem herinneren. “En ik stuurde jou ‘Du’ van Peter Maffay terug,” probeer ik een reactie te ontlokken. Maar mijn lief blijft nog steeds ongemakkelijk zwijgen.
“En nu is het alleen nog maar ‘ik’.“ Mijn stem klinkt licht verwijtend.
“Weet je, schat,” probeer ik hem uit te leggen, “misschien waren het inderdaad vaak kleine momenten, die we samen deelden, maar in mijn beleving was de betekenis daarvan heel groot. En tegelijkertijd vertelt het eigenlijk ook een beetje wie ik ben. Snel tevreden en met weinig soms heel gelukkig. Jij vond dat altijd juist een hele mooie eigenschap.”
Terwijl ik het zeg, voel ik me doodongelukkig worden en vecht ik tegen de opkomende tranen bij de gedachte aan ons definitieve afscheid.
“Ik vind dit ook een erg moeilijk besluit,” geeft hij toe. “Het voelt net alsof ik zojuist naar de begrafenis van een dierbare ben geweest.”
Ik probeer mijn tranen weg te slikken. Zijn woorden herinneren me aan het bemoedigende knikje dat ik hem gaf op het moment waarop zijn stem even haperde, tijdens zijn afscheidsspeech op een begrafenis. Ook weer zo’n subtiel, klein gebaar… bedenk ik nu achteraf.
“Beetje rare vergelijking, schat… Gelukkig ben ik nog steeds springlevend. En wie weet vind ik ooit wel weer opnieuw de liefde.” Ik voel mezelf alweer iets groter worden, “Goed dan,” zucht ik moedig, “laten we dan maar voorgoed afscheid nemen. Ik zal je voortaan ook niet meer zomaar af en toe opbellen. Dat zou alleen maar verwarrend kunnen zijn.“
Ineens verlang ik naar de weldadige rust die in mijn lichaam neerdaalde op de momenten dat hij gedachteloos met zijn hand over de mijne wreef. En smacht ik intens naar de storm, die door me heen raasde wanneer zijn handen bewust afgleden naar mijn buik en borsten.
Maar het verleden kan hem niet meer verleiden tot het nemen van een ander besluit. Terwijl ik zelf alleen maar onafgebroken kan denken aan al die mooie herinneringen, laat zijn geheugen hem volledig in de steek.
Hij herinnert zich vooral haarscherp en zeer nauwkeurig alle momenten, die er nooit waren.

bron: pixabay.com 5148048