Een zwoelend zweterige zomeravond tegen elven. De balkondeuren staan overal open. Na het uitzetten van de televisie hoort de hoogbejaarde buurvrouw hulpgeroep. Mannelijk hulpgeroep, welteverstaan. En dat kan er maar één zijn.
Terstond waarschuwt ze een nog wat kwiekere buuf, die voorts met ware doodsverachting over het hekje tussen de twee balkons klimt. En Pa, inmiddels 98,5 jaar jong, woont op de negende verdieping! Ik zou het haar niet nadoen… Niet eens na wíllen doen. Maar Pa was gered.
In – naar wat later blijkt – buitengewoon benevelde toestand heeft Pa een salto-quasi-mortale gemaakt toen hij uit zijn stoel op wilde staan. Tijdens de landing is hij gemeen gestuit op de harde hoek van de ongenaakbare, marmeren salontafel, die helaas niet geneigd was om ook maar iets mee te geven, laat staan te breken. Nog nooit heeft hij zo’n pijn gehad. Urenlang heeft hij kermend op de grond gelegen en om hulp geroepen.
Eerdaags was de mantelzorger er nog, die hem trouw van alles voorziet wat hij nodig heeft, zijn financiën regelt en hem zijn contante zakgeld geeft, want pinnen zit er niet meer in. En waar maar enigszins mogelijk zorgt hij ervoor dat de drank ver van Pa verwijderd blijft. Maar ja, 24/7 surveillance, dat zit er natuurlijk niet in. En hulpmiddelen voor persoonlijke alarmering blieft hij absoluut niet: “Ik ga toch zekers niet met zo’n bel om m’n nek lopen? Ik ben toch geen koe?”
Enfin. Eenmaal gevonden, lukt het de buurvrouw niet om hem overeind en weer in zijn luie stoel te hijsen; hij gilt het uit van de pijn. Daarop belt ze heel adequaat 112. Zowel de politie als ook de ambulance zijn terstond ter plaatse.
Met veel vijven en zessen voeren ze hem af naar de EHBO van het dichtstbijzijnde ziekenhuis, alwaar men, ondanks alle kwalijke dampen, helaas niet de tegenwoordigheid van geest heeft om ook eens naar zijn alcoholpromillage te kijken. Zelfs niet tijdens het bloedonderzoek. Maar: hij mag wél een paar dagen ter observatie blijven. Dus word ik gesommeerd om alle benodigdheden daarvoor bijeen te scharrelen.
In de la, achter de wit geribbelde hemden (“me interlokkies!”) en dito onderbroeken, vind ik een fles jonge jenever die voor tweederde leeg is. Geen slippers of pantoffels, geen pyjama’s, geen badjas, geen toilettas en ook geen sokken te vinden. Wel een van zijn hoorapparaten en ook zijn bril met een gemankeerd pootje. De driedeurs linnenkast is beangstigend leeg; kennelijk is hij weer eens flink aan het minimaliseren geweest. In de prullenmand ligt nog een lege fles. Ook jenever. Nu even niet over nadenken. Terug naar het ziekenhuis.
“Heb je veel pijn?”
“Pijn? Welnee, ik heb nergens last van. Ik voel me prima!”
“Maar… je hebt drie gebroken ribben?”
“Ja, dat zeggen ze… maar ik weet van niks. Ik heb niks.”
Ik wijs op het infuus in zijn arm: “Waar is dat dan voor?”
“O, dat is voor de huistelefoon.”
Zo zit Pa, brilloos en blootvoets, luidkeels te oreren in de stoel. Door de verpleging wordt hij weer voorzien van z’n kijkglazen, gehoorapparaat en schoeisel. Of hij dan misschien tóch wel wat gedronken had? Nee hoor! Hij drinkt al máánden niet meer!
Dan vindt hij in het borstzakje van z’n rood-wit geruite overhemd, naast 80 euro aan papiergeld, ineens toch een kassabonnetje van de Gall & Gall. Ik gris het weg.
“O, maar dat is oud! Dat kan weg.” Hij wuift luchtig met zijn hand. Maar iedere blinde kan zien dat de inkt van het bonnetje nog niet zo heel lang droog is. Dus ik ook.
Ik doe alsof ik het stokoude bonnetje voor hem bij het afval wil gooien en bestudeer het snel. Gisteren om exact 11.45 uur heeft hij twee flessen jonge jenever afgerekend bij de dichtstbijzijnde slijterij. Dat betekent dat hij direct na vertrek van het mantelzorgbezoek tegen half twaalf in gestrekte draf of zelfs volle galop naar de drankenhandelaar is gerollatord. Eenmaal thuis heeft hij het vervolgens vrolijk op een zuipen gezet. En 1,7 fles en 24 uur later hebben we dus dit.
“Pijnlijk, pa. Pijnlijk. Want kijk eens; onomstotelijk bewijs dat je glashard liegt.”
Dik 98 en toch nog jokken dat je scheel ziet. Hopelijk wordt hij op zijn 99ste toch nog volwassen. Altijd blijven hopen.

bron: eigen foto (LB)