Daar sta je dan. Met je hele hebben en houden klaar om op vakantie te gaan. Aangezien ik een grote aanhanger heb kunnen lenen, neem ik ook veel en veel te veel mee. Ik ben meer van het type glamperen dan kramperen, zeg maar. Mijn mega grote tent wordt vergezeld door een tweede tent en zodoende hebben de meiden hun eigen slaapcabine in de leeftent en heb ik mijn eigen slaaphut in de kleine (vierpersoons, wat is klein?) tent.
De hoge luchtbedden zijn mee, maar ook de lage voor het geval er eentje lek gaat. En ook maar een paar extra die ik nog had liggen om mee op het water te kunnen dobberen. Voor elk luchtbed een matras-topper, want plek zat en zo liggen we beter. Dan ook maar gewoon de kussens en de dekbedden. Laat ik de slaapzakken dan toch ook maar meenemen, je weet maar nooit. Ook mijn favoriet, het (opblaas)bankstel gaat mee en de nodige campingkastjes, koelkast, twee (waarom toch) wasrekken en de nodige prullaria. Wij zijn goed voorbereid!
Op plaats van bestemming gaat alles voorspoedig. De tenten staan in no-time en de aanhanger fungeert als schuur. Ideaal. Als we na het doen van de boodschappen bij de lokale supermarkt relaxed onderuitgezakt op onze “loungebank” zitten, wordt overlegd wat we (ik dus) gaan koken die avond. De keuze valt op spaghetti en vol trots trek ik mijn hypermoderne elektrische inductiekookplaat uit onze ‘schuur’. Deze installeer ik op onze “buitenkeuken”. Wow.
De trots maakt echter snel plaats voor schaamte als ik na een minuut merk dat ik het hele stroomnetwerk van de camping heb platgelegd. Huh? Hoe dan? Ik vraag het mijn linkerbuurman die me met een afkeurende blik wijst op de informatie op de doos van mijn kooktoestel.
“3500 Watt, schat,” krijg ik in een Amsterdams accent.
“Dat is teveel, hè?” antwoord ik quasi onschuldig.
“Euh ja, nogal, die trekt thuis nog je netwerk plat als je de waterkoker er bij aanzet,” antwoordt hij geamuseerd.
“En wat nu dan?” vraag ik hem poeslief, alsof hij de oplossing moet bieden.
“Effe naar de campingbeheerder en daarna mag je onze barbecue wel lenen,” is het antwoord. “Oh, wat aardig! Maar dat hoeft niet, ik heb ook een barbecue mee en voor de zekerheid nog de skottelbraai en een driepits gasstel. Dus ik red me wel”. De beste man probeert een schaterlach te onderdrukken, terwijl hij mijn hele bende snel in zich op neemt.
“Dat verbaast me niks,” zegt hij in plaats daarvan hoofdschuddend. “Vrouwen…” Met een zucht loopt hij terug naar zijn tent. Ik bel de campingbeheerder en binnen tien minuten hebben we weer stroom. De kookplaat gaat terug in de doos en in de ‘schuur’. Fijn. Binnen een halve dag zijn we al berucht op het veld.
Als we die avond met onze overige buren bij onze Amsterdamse buren een kop koffie drinken (gevolgd door teveel drank), wordt onze volksverhuizing dan ook hét gespreksonderwerp. Karma doet echter direct zijn werk als we richting slaapcabines gaan. Luchtbed van buurman is lek. Hoera! Ik trek uit onze schuur drie verschillende eenpersoons luchtbedden, een laag én een hoog tweepersoons luchtbed en spreid ze tentoon.
“Nou, buurman, welke wil je? Ze zijn te koop voor de schamele prijs van een welgemeend excuus,” sneer ik met een brede glimlach waar het sarcasme van afdruipt. Buurman heeft humor en na een dikke knuffel en een “sorry, buuf” ben ik een eenpersoons luchtbed armer.
De volgende morgen arriveren mijn rechterburen. Ze zien er ook uit alsof ze zes weken geleden voor het laatst de douche hebben gezien. Man en vrouw slaan elkaar nog net niet de vouwwagen uit, die ze met veel kabaal en onenigheid proberen op te zetten. Ik probeer onopvallend mee te luisteren. De overige veldbewoners hebben echter hun stoeltjes in circusopstelling neergezet en slaan het tafereel schaamteloos gade.
Uren later staat het geheel, met ernaast een klein koepeltentje, waarvan alleen de binnentent staat. Als ik even later langs de parkeerplaats loop, hoor ik mevrouw Tokkie snikkend meneer Tokkie uitkafferen. Meneer probeert een luchtbed op te pompen met een pomp die via de 12V van de auto wordt gebruikt. Ik kan het niet laten en bemoei me er mee. Ik heb meelij met beiden.
“Ik heb wel een elektrische pomp, die jullie mogen lenen, dat gaat sneller,” probeer ik voorzichtig. Zonder enige schaamte snikt mevrouw dat dit totáál niet helpt, want ze hebben geen stroom, omdat hun stekker niet in het campingstopcontact past. En hij heeft maar één luchtbed meegenomen en hij heeft geen beddengoed ingepakt. En de koepeltent is niet compleet, want dat heeft hij niet gecontroleerd en naar huis rijden kan niet, want dat is te ver weg, maar ze blijven gelukkig maar één weekje. Vooral dat laatste doet mij deugd.
Dat hij alle schuld krijgt, vind ik niet fair en erg zielig voor meneer, maar ja, ik ben ook een slecht voorbeeld, want ik regel sowieso altijd alles zelf. Dat zeg ik uiteraard niet. Ik breng ze het heuglijke nieuws dat ik voor tien heb meegenomen en bied mijn reserve CEE-stekker, twee luchtbedden, twee luchtkussens met reserve-slopen en mijn drie slaapzakken aan, alsmede mijn (ja schaamteloos, ik weet het) reserve tweepersoons koepeltentje. Amsterdamse buurman helpt mee de zooi te versjouwen en geeft na zijn “luchtbed” incident gelukkig geen commentaar meer. Zijn vrolijke gezicht spreekt echter boekdelen; hij heeft duidelijk geen pokerface.
Als mevrouw Tokkie alles dankbaar heeft aangenomen en mij zegt dat ik het volgende week allemaal netjes terug krijg, zeg ik haar dat ze alles, behalve de koepeltent (want die heb ik nog nodig voor logés) mag houden. “Oh maar dat kan ik niet aannemen, hoor,” antwoordt ze verschrikt.
“Oh jawel, want ik ben erg smetvrezig uitgevallen en ga nooit meer in die slaapzakken liggen, dus als ik ze terugkrijg, gaan ze sowieso de container in,” vervang ik door: “Oh jawel, want dit zijn mijn oude slaapzakken die ik toch voor de laatste keer meenam, puur voor nood, en ik had thuis al geen plek voor al die luchtbedden.”
Mevrouw lacht weer. Ach, ’t kind slaapt droog en meneer zit aan het bier. Hoe mooi. Toch niet voor niks al die zooi meegenomen. Zij het niet voor mezelf, dan wel voor een ander. En bijkomend voordeel: ik hoef minder mee terug te slepen. Nadeel is dat mijn logés nu toch zelf hun beddengoed mee moeten nemen. Maar ach, als dat alles is.

Bron: pixabay.com 987707