“Waarom kan ik nergens een schone onderbroek vinden?” mopper ik geïrriteerd.
We zijn gisteren thuis gekomen van onze kampeervakantie en er ligt een enorme berg vuil wasgoed in de badkamer.
“Nou ja,” besluit ik dan maar praktisch, “dan loop ik zo wel even snel naar buiten om de hond voor de deur een plasje te laten doen.”
“Mááám,” reageert mijn dochter vanuit haar kamer, “je gaat toch niet zonder onderbroek naar buiten?! Dat is echt totally awkward!”
“Waarom niet? Ik heb toch een nachthemd aan? Niemand, die het ziet. Bovendien is het hartstikke vroeg! Dan is er in deze straat toch nog geen kip te bekennen.”
“Doekie piept,” constateert mijn zoon zonder zich verder in de discussie te mengen.
“Zie je wel,” haast ik me naar beneden, “ik moet echt opschieten, anders plast ze op de grond.”
Ik lijn de hond aan en schiet voor de zekerheid toch nog even snel een jack aan, om mijn nachthemd te camoufleren.
Vrijwel meteen gaat Doekie buiten op het veldje naast ons huis zitten om keurig haar plas te doen. Enigszins onzeker geworden over mijn ontbrekende kledingstuk, spied ik behoedzaam in het rond, maar gelukkig is er niemand te bekennen.
“Kom Doekie, snel weer naar binnen!” spoor ik haar aan.
Maar onze hond denkt daar heel anders over. Uitgebreid snuffelt ze om zich heen en gaat uiteindelijk midden op straat op haar dooie gemak zitten poepen.
Ongeduldig pak ik alvast een poepzakje tevoorschijn. Maar wanneer ik uiteindelijk wijdbeens buk, om het hoopje netjes op te rapen, besef ik helaas net te laat dat mijn (on)fatsoen daarmee wel heel expliciet wordt getoond. Vliegensvlug schiet ik omhoog en trek ik de rok van mijn nachthemd weer zo snel mogelijk over mijn ontblote billen. Aan de overkant zie ik een grijnzende jongeman voor het raam staan. Beschaamd sleur ik de hond mee naar binnen.
“Ging prima hoor,” lieg ik tegen mijn dochter. “Maar misschien kan ik effe van jou een slip lenen?”
“Die pas jij toch helemaal niet?!”
Ik struin door het ondergoed van mijn dochter en vis er een wat groter ogend exemplaar tussen uit.
“Maar deze pas ik wel!”
Triomfantelijk houd ik een degelijke sloggi met een leuk kanten randje in de lucht.
“Mam, dat is de slip van papa’s vriendin! Papa had mijn kleren gewassen en haar onderbroek is per ongeluk tussen mijn schone was geraakt!”
“Prima toch? Ik pas ‘m. En hij zit nog lekker ook!”
“Wie gaat er in godsnaam rondlopen in de onderbroek van je ex’ vriendin?”
“Ik.”
“Awkward!” herhaalt mijn dochter haar uitgesproken mening.
“Kan je je nog herinneren dat je vader vroeger altijd degene was die thuis de was deed? Nou, je ziet het, wat dat betreft mis ik hem nog dagelijks,” zucht ik terwijl ik naar de enorme stapel vuil wasgoed in onze badkamer wijs.
“Ja, papa kan goed wassen,” beaamt mijn dochter. “Door hem gewassen kleding ruikt altijd fris naar een of ander duur wasmiddel. Daarom gooi ik mijn spullen liever bij hem thuis in de was.”
“Precies. Dus geloof mij, zijn vriendin heeft genoeg schone slipjes. Ze kan er heus wel eentje missen.”
“Weet je wat?” Ik krijg zowaar een lumineus idee. “Ik gooi het slipje morgen tussen jouw vuile was. Dan kan papa ‘m weer wassen. Hij merkt toch niet wie ‘m gedragen heeft…”
“Hij waarschijnlijk niet, mam. Maar vergeet niet dat papa’s vriendin rechercheur is…,“ frist zoonlief mijn geheugen op.
Ineens herinner ik me weer dat mijn zoon soms vol bewondering met verhalen over het werk van papa’s vriendin thuiskwam, wanneer de Speurdoos weer een of andere spannende zaak had opgelost.
“O ja, da’s waar ook…”
In een reflex knijp ik mijn bekkenbodemspieren samen. Want het is werkelijk van allergrootst belang, om bij een diefstal vooral geen zichtbare sporen achter te laten.

bron: pixabay 150644