Elke keer als hij voorbij liep, keek ik hem vol bewondering na. Zijn lange, blonde krullen dansten in zijn nek, zijn kin stond vastberaden naar voren. Hij had prachtige blauwe ogen met lange zwarte wimpers. Maar hij keek nooit om. Hij leek helemaal niet geïnteresseerd te zijn in meisjes.
Eric was vooral een jongeman met principes. Hij was fel tegen kernraketten, een groot voorstander van een zelfvoorzienende maatschappij en een vurig tegenstander van mensen die huisdieren aanschaffen, om ze vervolgens in een kooi te laten leven. En uiteraard was hij overtuigd vegetariër.
Nadat ik mijn hamster had weggegeven, mijn parkiet had laten wegvliegen en iedere ochtend voor dag en dauw opstond om zelf brood te kunnen bakken, begon Eric enige belangstelling voor mij te vertonen. Uiteindelijk kregen we heuse, vaste verkering. Hij was mijn eerste vriendje.
Op het moment dat hij me voor het eerst kuste, besloot ik voortaan geen vlees of vis meer te eten.
Trots deelde ik thuis mijn ouders mede, dat ik vegetariër was geworden.
“Weet je dat wel zeker?” twijfelde mijn vader. “Je bent nog zo jong en je zit eigenlijk nog in de groei…”
“Ik weet het héél zeker,” benadrukte ik, met de wijsheid van mijn 17-jarige, kersverse, vega vriendje verankerd in mijn hoofd.
Omdat mijn moeder steevast ouderwetse, gezellige Hollandse potten kookte, was mijn beslissing zeer ingrijpend. Terwijl Eric thuis experimenteerde met ingewikkelde Oosterse tofoe-recepten en allerhande andere eigenaardige schotels fabriceerde, verhuisde mijn gehaktbal voortaan gewoon naar het bord van mijn vader.
Sindsdien prikte ik iedere avond kokhalzend in een paar gekookte aardappelen, die smakeloos proefden, omdat de jus vanzelfsprekend ontbrak. Ik kauwde op een lauwe stronk bloemkool, een paar harde spruiten en at mijn zuurkool zonder worst.
De enkele, heugelijke dag, waarop mijn ouders Chinees haalden, moest ik watertandend toekijken hoe zij dit feestmaal verorberden.
“Neem jij maar een boterham met pindakaas,” suggereerde mijn moeder dan enthousiast. “Want noten schijnen vlees te kunnen vervangen.”
Terwijl ik mijn droge boterham probeerde weg te kauwen, keek ik verlangend toe hoe mijn vader, moeder en zusje zich tegoed deden aan de rijkelijk met pindasaus overgoten kipsaté, nasi en tjap tjoy met gamba’s.
Maar ik hield vol. Tenslotte kreeg ik er heel veel liefde van mijn vriendje voor terug.
Echter, na anderhalf jaar beëindigde mijn vriendje onze relatie; hij had een ander. Ik weet nog goed dat ik er flink van baalde. Eric kon ik best wel missen, maar ik baalde er gewoon van dat hij een ander meisje veel spannender vond dan mij. Zij was immers geen vegetariër, maar een heuse veganist.
Later heb ik Eric ooit nog maar één keer ontmoet. Het was ons eerste en tevens laatste weerzien na een lange tijd. In een opwelling fietste ik die bewuste dag naar zijn huis. Ik droeg een hergebruikte jurk, die ik op de rommelmarkt op de kop had getikt. De jurk vertoonde hier en daar lichte slijtplekken, precies op de lichaamsdelen, die wat volumineuzer waren. Hierdoor was de zwarte, flatteuze jurk op sommige plekken licht doorschijnend.
Eric leek helemaal niet verbaasd om me weer te zien.
“Zijn jullie nog steeds samen?” informeerde ik, nieuwsgierig naar zijn relatie met de veganist.
“Ja…,” was zijn antwoord. Verder zei hij niets; hij hield enkel met een gretige blik de deur wijd voor me open. Zonder een woord te wisselen, vloog ik in zijn armen. In zijn ledikant van gerecycled drijfhout bedreven we de liefde.
“De geest is gewillig, maar het vlees is zwak…” mompelde hij, toen we uiteindelijk loom en voldaan in elkaars armen indommelden. En ook nu herinner ik me Eric nog steeds als een man met principes. Een vegetariër, die zich niet zo gemakkelijk door een stuk vlees liet verleiden, maar die zich wel graag met enige regelmaat voedde met verrassend smaakvolle vleesvervangers.

bron: pixabay.com 1239434