Ik ben bij Jack. Een heel weekend lang. De meiden zijn bij hun papa. Jack moet de hele zaterdag werken en dus beloof ik hem een home-cooked meal. Nu had ik al eens gemeld hoe geweldig goed ik kan koken (not), dus besluit ik om het dit keer plain & simple te houden.
Als ik de pannen goed en wel op het vuur heb staan, krijg ik een melding van kantoor. Of ik even in wil loggen om “het probleem” te bespreken. Als ik krap half uur later later de Teams verbinding verbreek en naar de gebakken aardappeltjes loop, die daar glazig naast de braadpan met de – van boven nog nét een beetje witte – kipfilets liggen, besef ik dat het vuur toch iets hoger heeft gestaan dan gewenst. De aardappeltjes zijn gitzwart aan de onderzijde en de kipfilets kan ik als zolen onder mijn boots bevestigen. Kutzooi. Ik had zo graag indruk gemaakt met iets lekkers…
De laatste keer dat ik voor hem kookte en vroeg hoe hij het vond, zei hij dat hij het lekker vond. Ik was verrast, aangezien mijn meiden altijd zeggen dat het nergens naar smaakt.
“Dat zal ik nooit zeggen, want dan kook je nooit meer voor me,” grapte hij.
“Oh, was het echt zo lekker dan?” reageerde ik oprecht blij en vol verwachting.
“Nou ja, het is beter dan niks…”
Het.is.beter.dan.niks. Oftewel: het was niet te vreten, maar helemaal géén eten is nog erger. Ik weet het, ik had het destijds geaccepteerd. En ik accepteer inmiddels ook het feit dat ik gewoon niet goed kan koken. Maar dat ik nu dit simpele maaltje óók nog heb totaal verkloot, daar baal ik wel echt heel erg van. Nou ja. So be it. Ik gooi de pruttel buiten in de groene ton, was de pannen weer af en besluit dan maar de pizza’s uit de vriezer te trekken. Dan komt Jack vrolijk binnenwandelen.
“Hoi lieffie, ben je lekker aan het koken!’ begint hij enthousiast, terwijl hij me een kus geeft.
“Euh, nou, eh, we eten pizza,” antwoord ik beschaamd. “Ik kreeg nog laat een telefoontje van het werk en daar was ik even druk mee,” lieg ik half.
Jack kijkt wat bevreemd in het rond, maar reageert dan relaxed met: “Prima schatje, pizza vind ik ook lekker”.
Waarschijnlijk rook hij de verkoolde kip en geblakerde aardappels nog, maar goed, wat niet weet wat niet deert, toch?
Intussen probeer ik krampachtig de folie van de pizza te trekken. Met een plof flikkert de hele pizza op de vloer in twee stukken. Gauw gris ik de twee helften van de grond, terwijl ik “3-seconden-regel!!” blèr. Beschaamd druk ik de pizza’s veel te snel in de oven. Zo snel, dat ik ze tegen de bovenzijde van de oven duw, die ik (uiteraard) op grill had staan in plaats van hete lucht. Ook dat nog. Een luid gesis en ik moet ook nog moeite doen om er eentje met een spatel vanaf te trekken. Oh mijn god, kan het nog erger?
“Lukt het, lieffie?”, hoor ik vanuit de hal, waar mijn geliefde zich met veel opluchtend gezucht van zijn schoenen ontdoet.
“Euh, ja joh! Gaat goed, hoor.”
Een paar minuten later komt Jack de keuken inlopen. “Volgens mij zijn ze klaar, ik ruik iets verbrands…”
“Nee hoor, ze moeten nog 8 minuten,” verklaar ik, op mijn horloge kijkend. Jack loopt lachend naar de oven en ik ren meteen mee. Samen bestuderen we het prutje zwarte smurrie aan de bovenzijde van de oven.
“Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?” grinnikt hij.
“Ik ben expert in het verneuken van voer, sorry,” antwoord ik beteuterd.
“Gelukkig zijn je neukkwaliteiten óp het aanrecht beter dan erachter,” fluistert hij hees in mijn oor, terwijl hij me met één armbeweging op het keukenblad tilt. Als hij zich tussen mijn benen wurmt en zijn mond vol overgave op mijn lippen drukt, vergeten we beiden de pizza. Een ander soort honger maakt zich van ons meester.
Ach, fuck de pizza! Een boterham is ook lekker.

bron: pixabay.com 5480811