
bron: pixabay.com 4255260
Ik moest voor een kleine medische ingreep naar het ziekenhuis. Nee, het betrof geen chirurgisch beauty-arrangement; ik was toch al getrouwd. Maar het was wel wat meer dan een puist uitdrukken en ik was zenuwachtig.
We arriveerden een dik halfuur te vroeg, want mijn dochter Roos is me toch een scheurijzer in mijn blauwe hondenhok. Lijkt wel alsof ze kerosine tankt en dan opstijgt. Als een ruimteschip.
Eenmaal binnen en geregistreerd, viel ik bijna flauw van geluk want ik kreeg een kamer he-le-maal voor mij alleen. Optimistisch van aard als ik ben, was ik ervan uitgegaan dat ik op een zespersoons zaal zou komen te liggen, met mensen die er ernstig op los zouden kwebbelen of, nog erger, snurken. Ik kreeg op voorhand een hernia in mijn hoofd bij die gedachte, want én licht, én geluid, én meer dan drie personen in een ruimte, dat trekt alle vrolijkheid uit mijn lijf.
Eenmaal goed en wel geïnstalleerd, moest ik Roos zowat de kamer uitduwen. Ze wilde per se blijven tot ik de OK in ging. Maar het kind had toch echt college. Nee, ik zou echt niet gaan huilen. En ik zou ook zeker niet instorten van de zenuwen. En ik was ook niet zielig.
“Ga nou maar!”
“Oké, oké!”
Ze wierp me nog een kushand toe, verdween om de hoek, en… daar was ze weer.
“Mam, ik was nog vergeten te zeggen dat ik van je houd!”
Die Roos! Wat een verrassing… ♥
Daarna ging het snel. Plasje doen, OP-jurk aan, bed in. Maar in je blote niks in een oversized servet wachten op wat er komen gaat, dat gaat je niet in je niemendalletje zitten. Heel even fantaseerde ik over verdwijnen in een zwart gat. Met de deken opgetrokken tot mijn oorlellen liet ik me in bed naar de OK rijden.
“Hoe voelt u zich?” vroegen de infuusaanlegster en de behandelend specialist tegelijk.
“Uitstekend,” antwoordde ik naar waarheid. Ik had namelijk enorme behoefte om zo snel mogelijk onder narcose te gaan. Opstijgen en wegvliegen. Beiden waardeerden mijn enthousiasme en bewonderden mijn lage bloeddruk.
De anesthesist verscheen. “Gaat het bij de narcose nog steeds als bij Ground Control to Major Tom?” vroeg ik haar.
Ze schudde haar hoofd. “Het gaat nu veel sneller. Bent u soms een fan van David Bowie?”
Eenmaal in de OK zei ze: “Tweemaal diep ademhalen, en denk maar aan iets leuks. Aan Major Tom of zo.”
Dat liet ik me maar één keer zeggen, inhaleerde en voelde me de diepte inglijden, terwijl ik aan mijn dochter dacht. En aan blauwe viooltjes. I kid you not.
Gevoelsmatig werd ik een seconde later wakker. Alleen gaf de klok in de verkoeverkamer tweeënhalf uur tijdsverschil aan. A gap in time and space.
Naast me – gescheiden door een gordijn – hoorde ik een verpleegkundige vragen: “Meneer, wilt u een waterijsje?”
“Nou,” zei de man, “doe mij maar een kop koffie en een vleestomaat.” De verpleegkundige schoot in de lach.
Een vlééstomaat? Ik moest ook lachen en werd onmiddellijk gestraft. Een andere verpleger repte zich met spoed naar mij.
“Mevrouw Kakelbont, heeft u pijn?”
Ik wilde stoer zijn en zeggen: alleen als ik lach. Maar ik kon slechts dociel knikken.
Een halfuur na het noodzakelijke protein pill anti-pijn-shot (now I’m floating in a most peculiar way), mocht ik eindelijk terug naar de dagverpleging. En ja hoor, daar was ze alweer! Roos zag er opgelucht uit: ik hoefde geen nacht te blijven. Mijn kind reikte me een rood ballonnenhart aan. Met helium. En een lang lint, zodat ie niet weg zou vliegen. Ik liet hem naar het plafond opstijgen. Het liefst was Roos het over het ijzeren hek van het bed geklommen om naast me te komen liggen, maar ik was nog wat groggy. Zweverig als een astronaut. Helemaal niet zo verkeerd.
Een uur later kwam er wéér een andere verpleegkundige mijn kamer in gesjeesd. Goed nieuws: ik mocht het pand verlaten, zodra ik op de wc had gepiest. En als ik érgens goed in ben…
It′s time to leave the capsule. I do dare!
Ik hou zo van je schrijfwerk Kakel!!!❤️❤️ heel veel beterschap!!!