Behalve het gezoem van de koelkast en het tikkende geluid van hondenpootjes op de betegelde vloer, is het doodstil in huis. Het is nog heel vroeg in de ochtend.
Terwijl ik alvast koffie zet, trippelt mijn dementerende hond doelloos in cirkels om me heen, omdat hij de laatste tijd regelmatig zijn mand niet meer kan vinden. Rusteloos snuffelt hij in het rond, want ook op zijn zicht kan hij niet langer meer vertrouwen. Hij lijkt zich moeizaam voort te bewegen in een raadselachtig vacuüm, waarin toekomst en verleden een concurrerende strijd met elkaar zijn aangegaan.
Ik sla hem gade, terwijl hij voorzichtig en met slepende poten de tuin inloopt. Het is een prachtige herfstdag. De zon schijnt uitnodigend. Ik houd van de herfst. Maar ondanks de rijke schakeringen aan diepe, warme herfstkleuren, voelt het jaargetijde dit jaar onaangenaam en kil.
De niet aflatende oorlog tussen Rusland en Oekraïne, de alsmaar stijgende inflatie, Chinese dreigingen, de torenhoge energieprijzen, Iraanse protesten en een sterk toenemende armoede werpen een sluier dichte ochtendmist over deze warme, nazomerse dagen. Mist, die maar niet wil optrekken. Mist die de herfstbladeren op de stoep vochtig en spekglad maakt. Dus heel voorzichtig, stap voor stap, je levenswandeling afmaken, om maar niet nóg harder uit te glijden.
Terwijl media het jachtseizoen hebben geopend en onophoudelijk verontrustende en vaak tegenstrijdige berichten op ons afvuren, worden elders in Europa zware verliezen geleden. De ontwikkelingen baren me grote zorgen. De onbevangenheid, waarmee we voorheen in het leven stonden, raken we langzamerhand kwijt. Het rotsvaste vertrouwen dat er uiteindelijk altijd weer betere tijden zullen aanbreken, is voor velen gesneuveld op het slagveld tussen alle afgekondigde sancties.
De hond heeft inmiddels zijn kop door het kattenluik gestoken en zit klem. Hij beseft niet, dat hij er simpelweg niet doorheen past. Ik open de tuindeur en begeleid hem aan zijn halsband naar binnen. Wanneer ik een bak voer voor hem neerzet, loopt hij die echter straal voorbij. Voorzichtig duw ik zijn kop in de voerbak. Als vanzelf begint hij smakelijk te eten. Het lijkt zo eenvoudig. Met de juiste praktische hulp, een extra zetje, kan zoveel meer worden bereikt.
Maar onze regering (en niet alleen de onze) bestaat vooral uit egoïstische en onderling ruziënde mensen, wiens geheugen niet verdere reikt dan de herinnering aan hun eigen bankrekeningnummer. Met het stikstofbeleid wordt de zuurstof uit de toekomst van velen gefilterd, teneinde hun eigen houdbaarheidsdatum te kunnen verlengen. Bestaanszekerheid is voor veel mensen onbereikbaar geworden. Ook zij bevinden zich in zo’n vacuüm tussen verleden en toekomst. Niet alleen de eerste levensbehoeftes, maar ook hun toekomst zal straks opnieuw moeten worden aangeschaft.
Zelfs hier, in een welvarend dorp, verschijnen de eerste bedelaars al op straat. Zo gaf ik afgelopen week een hoogbejaarde man, die bij de ingang van de supermarkt verlegen om wat voedsel bedelde, een zak broodjes, die ik zojuist had gekocht. Ook zag ik een keurig en modieus geklede jonge vrouw tijdens de invallende schemer in een straatcontainer naar weggegooid voedsel graaien. Schichtig keek ze om zich heen, alsof ze beslist niet betrapt wilde worden.
En gisteravond warmde ik een pizza op voor mijn buurman, een autistische, kwetsbare jongeman. De netwerkbeheerder had zojuist zijn gas en licht afgesloten. De enige hulp, die de gemeente hem biedt, zo vertelde hij, is een of ander psychologisch onderzoek, dat zo’n slordige duizend euro kost. Wrang genoeg, is dat precies het bedrag, dat hij nodig heeft, om het gas en de elektriciteit in zijn woning weer opnieuw aan te kunnen laten sluiten.
“Kom, ga nu eerst maar eens eten, daarna kijken we wel verder hoe we dit probleem kunnen oplossen,” probeerde ik hem op te beuren. Ik zette de opgewarmde pizza voor hem op tafel. Hongerig werkte hij de maaltijd naar binnen.
“Smaakt goed! Ik had zelf niets meer in huis… gisteravond heb ik alleen maar een rauwe ui gegeten. Zal ik mijn lege bord hier op het aanrecht zetten?”
“Doe maar. Dank je.”
“Het is nu alweer donker buiten,” zuchtte hij moedeloos, terwijl hij naar de overkant staarde, waar zijn onverlichte woning zich als een donker gat tussen de andere huizen aftekende.
“Het komt heus wel goed,“ beloofde ik hem, heimelijk zwaar daaraan twijfelend. “Zolang iedereen elkaar maar zoveel mogelijk probeert te helpen.”
En zolang we ons maar blijven beseffen dat je weliswaar kunt uitglijden, maar in ieder geval niet struikelen over al die herfstbladeren die al gevallen zijn. En nog gaan vallen. Winter is coming.