Ik sta te wachten bij de kassa. De herfstregen buiten klettert tegen de ruiten. Ik verheug me al op de terugweg. Plots hoor ik een luid kabaal. Jawel, daar is ons Dorpstokkie weer. Met haar vuisten bonkt ze op de pinautomaat en roept: ‘Ik word genaaid! Ik word hier héél hard genaaid!’
‘Dat zou ze wel willen,’ bromt een man achter me.
Ik schokschouder van de lach. De vrouw leidt ongetwijfeld een kaal nonnenbestaan. Tokkie is een vrouw waar de verwaarlozing vanaf druipt. Haar vette haar heeft lang geen kam gezien. Sigaret na sigaret zuigt ze op in de diepte. Ze ruikt nooit eens fijn naar verse deodorant; draagt altijd een vieze rok en een vuil T-shirt met niets eronder. Al wil je het niet zien, je ziet het toch: haar borsten hangen op navelhoogte.
‘Nou slikt-ie m’n pas in, dat tyfusapparaat van jullie!’ Tokkie klemt haar armen om de automaat alsof ze het ding wil optillen en hard neer laten komen. Als ware het een flipperkast is die ze op tilt wil laten slaan; bang dat een magnetische storm haar pas en saldo zal wissen. Een allochtoon uitziende (mag je dat nog zeggen tegenwoordig? fietser met een menslievend gezicht loopt naar Tokkie toe: ‘Ik heb dat ook eens gehad, mevrouw. Niet hier, maar wel hetzelfde. Geen zorgen, het ding spuugt uw pasje zo weer uit,’ zegt hij geruststellend en met een zeer zachte g.
‘Rot op!’ scheldt Tokkie tegen de behulpzame man, ‘jij wil toch alleen maar mijn pincode zien! Ik ken jouw soort!’ Als dank wenst ze hem enige vallende ziekten, een beetje hartfalen en nog wat andere ellende toe. De stumper schrikt zich de zenuwen van zoveel turbulentie en vlucht met zijn volle rugzak in de richting van de uitgang, waar hij nog een laatste keer omkijkt.
Zijn kornuit houdt buiten de wacht bij twee fonkelnieuwe Basso Bikes. Mét padje onder het zadel, stel ik met mijn geoefende fietsersoog vast. Dit zijn mannen van lange wegen. En zwaar zuidelijk accenten. Dat merkte ik toen ze een van hen me buiten naar de kortste weg naar Dordrecht vroeg. Na mijn uitleg vertelde hij dat hij samen met zijn partner een tocht langs kerken maakt, waar ze kaarsjes branden voor een dierbare zieke. Ze zijn begonnen in Maastricht, vanochtend gestart vanuit Woerden en vandaag willen ze nog naar Dordt.
Maar goed, ik dwaal af.
Tokkie is en blijft hangen in haar donderbui. Onafgebroken slingert ze vloeken in alle soorten en maten naar de geldautomaat. Ze beheerst haar sluitspier duidelijk beter dan haar mondspier.
Al die tijd proberen de kassières een serene rust uit te stralen.
Dan klinkt een korte, felle piep uit de automaat, waarna hij blijkbaar Tokkies pas uitspuugt, want triomfantelijk gilt ze: ‘Vanaf nu ga ik mooi naar jullie concurrent!’
Alsof die een betere pinautomaat heeft, denk ik erachteraan. Maar er trekt ineens een golf van opluchting en hoop door de supermarkt. Een ieder hoopt vurig dat deze uitspraak een belofte is, want die concurrent bevindt zich wel mooi ver buiten onze dorpsgrenzen. En anders maar heel hard hopen dat de twee fietsers ook even een kaarsje branden voor Tokkies weerbarstige ziel.