“Weet je nog, dat we vaak samen naar de academie wandelden langs de rivier?” frist Koos mijn geheugen op.
“Oh, ja. Da’s waar ook!” Ineens herinner ik me weer onze wandelingen over het smalle zandpad langs het water wanneer we naar de kunstacademie in Exeter slenterden.
Drie maanden lang woonden we – lang geleden – in hetzelfde studentenhuis in Zuidwest Engeland tijdens een uitwisseling tussen Rotterdamse en Engelse studenten. Regelmatig liepen we langs de betoverende oevers van de Exe, een slingerende rivier die de kleurschakeringen van de vallei met haar heldere water aanlengde. Behalve een paar sissende zwanen die ons soms een paar meter vergezelden, kwamen we tijdens onze wandeling zelden iemand tegen.
“Jij had toen toch een vriendin in Nederland?” vraag ik hem.
“Jazeker. Toen ik naar Exeter vertrok, baalde ze flink, want zij zat daardoor thuis opgescheept met een Engelse uitwisselingsstudent. We woonden toen namelijk al een tijdje samen.”
“Jouw vriendin heette Wies, niet?”
“Ja, klopt! Goh, dat je je haar naam nog herinnert,” verbaast Koos zich.
“Echt wel…”
Natuurlijk herinnerde ik mij Wies nog. Zij had ooit een onuitwisbare indruk op me gemaakt. Ze was een spontane, onstuimige meid, die een onopvallende, natuurlijke schoonheid bezat. Een begeerlijke jonge vrouw, die vooral levenslust en vrijheid uitstraalde. Misschien was ik zelfs wel een beetje jaloers op de manier waarop zij in het leven stond. Terwijl ik mijn nieuwe kunstacademie-imago zorgvuldig probeerde vorm te geven met zelfontworpen, maar vooral ondraagbare kledingstukken, idiote kapsels en schoenen die eruit zagen als een paar mislukte Sinterklaassurprises, was Wies gewoon Wies. Het interesseerde haar werkelijk geen biet hoe ze eruit zag of wat anderen over haar dachten. Hoewel het modebeeld heel anders voorschreef, bleef ze trouw aan haar gebleekte jeans, waarop ze meestal een ongestreken felgekleurd t-shirt droeg.
Ik ontmoette haar voor het eerst tijdens een feest dat Koos had georganiseerd. Wies was dol op feestjes, omdat er meestal werd gedanst. Niemand kon zó vol overgave dansen zoals zij. Zodra er muziek klonk, schopte ze haar schoenen uit en liet ze zich helemaal gaan. Wies danste altijd op blote voeten. Haar lange lokken sprongen, haar blote voeten stampten en haar borsten dansten mee onder haar t-shirt. Terwijl haar lichaam vloeiende bewegingen maakte, kronkelden andere dansers zich in allerlei bochten, om haar nog meer ruimte te geven.
“Ik herinner me nog goed dat je haar in Exeter echt vreselijk miste… je zei tegen mij: ‘Zodra ik weer thuis ben, spring ik er meteen bovenop!’”
“Klinkt niet bepaald romantisch,” lacht Koos. “Maar vooruit, ik was nog heel jong en onervaren… Wat wist ik nu helemaal van vrouwen?”
“Niks. Je vroeg mij zelfs af en toe om raad… weet je nog?”
“Jawel, dat weet ik nog,” grinnikt hij een beetje wrang. “Jij kocht wel eens van die kanten blouses in een of ander tweedehands winkeltje daar en op jouw aandringen kocht ik er toen ook eentje voor Wies. ‘Wanneer je zo nu en dan een presentje voor haar koopt, lijkt ze iets dichterbij,’ was jouw advies.”
“Ha ja, maar de volgende dag gaf je ‘m dan ook meteen weer weg. Aan mij,”
“Oh, echt waar? Daar weet ik dan weer niks meer van. Waarom?”
“’Wies heeft bést wel grote borsten,’” weet ik hem lachend te citeren. “‘dus die blouse zit haar van boven vast véél te krap…’”
“O hemel, heb ík dat gezegd?” schatert Koos. “Ik kan het me helemaal niet meer herinneren…”
“Nou, ik wel.”
Als vormgever van het platte vlak had ik destijds stomverbaasd gestaard naar de diep ingenaaide cupnaden die meer dan voldoende ruimte boden aan een paar kolossale borsten. Ruimte zat, leek mij. Maar Koos’ hunkerende verlangen naar zijn vriendin had inmiddels een dubbele D cup weten aan te nemen. De borsten van Wies bleven in zijn gedachten alsmaar groeien. En zo dus ook mijn garderobe.
Regelmatig kocht Koos wéér een nieuwe blouse voor zijn vriendin, die volgens hem achteraf gezien toch beslist weer te klein zou zijn. Pas één dag voor zijn vertrek naar huis vond hij uiteindelijk een geschikt exemplaar.
“Gek eigenlijk,” denkt Koos hardop, “voor zover ik weet, heeft Wies die blouse nooit gedragen.”

bron: pixabay.com 2382200