“En? Hoe gaat het nu met je?” informeer ik zo luchtig mogelijk.
“Goed!” klinkt het zeer opgewekte antwoord van mijn ex. Een paar maanden geleden heeft hij onverwachts de stekker uit onze relatie getrokken. En natuurlijk ben ik nu vreselijk nieuwsgierig hoe het hem inmiddels vergaat.
Vol verbazing laat ik zijn antwoord even bezinken. Eerlijk gezegd had ik stiekem gehoopt dat onze stukgelopen relatie hem een diep liefdesverdriet zou hebben bezorgd. Dat het hem zonder mij allemaal enorm zwaar valt. Dat hij dagenlang weemoedig voor zich uit zit te staren en nachtenlang wakker ligt, omdat hij toch wel vreselijk veel spijt heeft van zijn rigoureuze beslissing. Niet dus.
Maar waar ik onze relatiebreuk onderging als een traumatische gebeurtenis, een regelrechte ramp, een volkomen onverwachte, zware tegenslag, een crisissituatie, waarbij innerlijke, mentale pijn en lichamelijk ongemak zich dagelijks aandienden vanwege de zoveelste mislukking op relationeel gebied en het gevoel van totale afwijzing, onzekerheid, eenzaamheid, onrecht en diepe teleurstelling, daar voelde hij zich ronduit goed.
“Prima zelfs,” verzekert hij mij nog eens. Meteen heb ik spijt, dat ik hem gebeld heb.
“Fijn hoor, dat het zo goed met je gaat,” reageer ik nogal lauwtjes. “Verder nog wat leuks gedaan de laatste tijd?” vraag ik, gehaaid vissend naar eventuele nieuwe amoureuze avonturen.
“Eigenlijk niet, behalve dat ik de laatste tijd veel ben gaan fietsen.” En meteen volgt een enthousiaste opsomming en uitgebreide beschrijving van de diverse fietsroutes, die hij inmiddels heeft uitgeprobeerd.
Wil ik dit horen? Nee. Nee. Nee!
“Ja, ja,“ reageer ik daarom ongeduldig. Het gesprek gaat immers een hele andere kant op dan ik had gehoopt. Het lijkt me daarom maar het beste om dit gesprek over al die koetjes en kalfjes, die hij al fietsende is tegengekomen, nu maar weer zo snel mogelijk te beëindigen.
“Mis je me dan niet?” kan ik toch niet nalaten nog even te vragen, voordat ik ons telefoongesprek beëindig.
“Natuurlijk wel. Het voelt toch wel heel anders, hoor. Samen fietstochtjes maken is uiteraard véél leuker.”
“Jij weet best dat ik helemaal geen fiets heb!” bijt ik hem toe.
“Natuurlijk moet je dat wat breder interpreteren,” verbetert hij snel zichzelf. “Toen we nog een relatie hadden, was je op de een of andere manier altijd in mijn gedachten aanwezig.”
“Nou, dat is in ieder geval een schrale troost,” onderbreek ik hem. “Dat ik al die tijd toch heb meegefietst zonder dat het me enige vorm aan inspanning kostte.”
“Ik bedoel,” negeert hij mijn opmerking, “ook wanneer je er niet was, had ik desondanks toch het gevoel dat we samen waren. Omdat ik gewoon wist dat je aan me dacht en van me hield.”
“Ik houd anders nog steeds van jou, hoor,” glipt er onverwachts uit mijn mond.
Het is even stil.
“Wist je dat dit werkelijk de eerste keer is, dat je tegen me zegt, dat je van mij houdt?” klinkt het zachtjes. “Terwijl ik zelf toch vaak genoeg mijn liefde voor jou heb uitgesproken.”
“Oh echt? Nou ja, haha, je kent me toch,” vul ik zo luchtig mogelijk en wat onbeholpen mijn tekorten aan, ”ik ben niet zo van het praten, eerder van het schrijven of van het doen.”
“Jij zou mij doen?” lacht hij gekscherend. “Hoorde ik dat goed?”
“Ach man, ga toch fietsen!”
“Rustig maar,” sust hij. “Ik plaagde je alleen maar een beetje. Maar even serieus, schat, sinds we uit elkaar zijn gegaan, heb ik je iedere dag ontzettend gemist. Echt waar, je bent al die tijd geen moment uit mijn gedachten geweest. Ik weet ook zeker, wanneer we elkaar weer zouden zien, onze liefde meteen weer zou opbloeien…”
Wat hoor ik nou?
“En misschien heb je wel gelijk,“ voegt hij er bedachtzaam aan toe, “Misschien moeten we inderdaad niet zoveel praten, maar gewoon met elkaar afspreken?”
Zijn vertrouwde stem klinkt oprecht, warm en liefdevol.
Ik slaak een diepe zucht van verlichting.
“Nee, dat lijkt mij geen goed idee,” hoor ik dan mezelf tot mijn grote verbazing resoluut zeggen, “Althans, voorlopig niet.”
“Niet? Ik dacht dat jij mij ook heel erg miste?” klinkt het overduidelijk teleurgesteld.
“Jawel, dat wel…,” aarzel ik even.
Natuurlijk wil ik niets liever dan hem zo snel mogelijk weer ontmoeten om elkaar in de armen te kunnen vliegen, maar zijn twijfel aan onze relatie heeft mijn trots gekrenkt. Het weerhoudt mij ervan om zomaar weer met hem af te spreken alsof er niets is gebeurd.
“…maar je hoeft elkaar niet per se te zien,’ vat ik behoedzaam zijn eigen woorden samen, “om te weten dat die ander toch wel aan je denkt en van je houdt?”
“Oh, op die fiets…”
Misschien moet ik toch maar eens een fiets aanschaffen. Voor toekomstige, gezamenlijke fietstochtjes.