Ik ben enorm trots op mijn dochter. Ze is, ondanks haar prille 16 puberjaren, heel gedreven op school. Ze is lief en zorgzaam en grappig. Ze heeft verantwoordelijkheidsgevoel. Ze durft voor haar mening uit te komen. Ik vind haar prachtig, van binnen en van buiten.
Maar één ding vind ik jammer aan haar: ze is – net als alle meiden van haar leeftijd – ontzettend onzeker en dat resulteert (onder andere) in een weinig overtuigende eigen identiteit. Ze blijft angstvallig met haar kop onder het maaiveld, want stel je voor dat je opvalt?
Alles wat ze draagt, moet voldoen aan de op dat moment geldende standaarden. Zo droeg ze op de lagere school skinny jeans, een glimmend Adidas vestje en dito gympen. Het haar moest lang zijn, op één lengte en je moest het altijd los dragen. Als ik langs het schoolplein fietste, had ik werkelijk geen idee wie mijn eigen dochter was. Al die wichten leken op elkaar.
Nog steeds gaat ze niet haar eigen gang. Mijn dochter heeft een mooi lijf en ik zou haar graag eens in een jurkje zien, lekker vrouwelijk. Maar dat kan echt helemáál niet, want niemand gaat in een jurkje naar school. En zij dus ook niet.
Thuis wel. Dan loopt ze er heel anders bij. Maar in het bijzijn van leeftijdsgenootjes? Nèh…
Van mijn schoonmoeder kreeg ze een leuk gehaakt topje, het stond haar enig. Ze droeg het een paar keer naar school. Tot ze hoorde dat iemand het, achter haar rug om, een tafelkleedje had genoemd. Het topje verdween als een speer in de zak van Max.
Pas geleden spotte ik een heel leuk smaragdgroen shirt. ‘Oeh, die moet je nemen’ zei ik, ‘die kleur staat prachtig bij je ogen!’ Ze bekeek het kledingstuk van vijf meter afstand, gunde het één hele milliseconde aandacht en antwoordde: ‘dat dragen wij (!) niet.’
Zelf was ik als puber totaal anders. Ik heb altijd mijn eigen koers gevaren. Ik was zo ongeveer de eerste gothic. Ik ging nooit in de zon en was lijkbleek. Ik droeg uitsluitend zwarte kleding, verfde mijn haar zwart en had altijd knalrode lippenstift en donker opgemaakte ogen. Ik liep rond op enorme hakken van The Black Widow, er bungelden spinnenwebben in mijn oren en ik droeg shirts met doodshoofdprints.
Toen ik 18 was, liet ik een tatoeage zetten. Nu heeft iedereen er eentje, maar toen was dat vrij uniek. Zeker op die leeftijd. En het was nóg unieker ook op het nogal kerkelijke Goeree-Overflakkee, waar wij woonden. Want wie daar zijn kop boven het maaiveld durft uit te steken, wordt op zijn minst nogal nagekeken.
Daar bleef het – me achteraf verbazend – overigens bij, bij alleen kijken. Ik ben nooit uitgelachen of gepest of wat dan ook, terwijl ik een bijzonder opvallende verschijning was tussen al die grijze muisjes.
Ik begrijp dat terughoudende dan ook niet echt van mijn eigen kind. Waarom trekt ze niet gewoon lekker aan wat ze zelf mooi vindt?
Waarom is “wij” tegenwoordig in vredesnaam zo allesoverheersend belangrijk?

bron: pixabay.com 1316787
NB: Deze blog is oorspronkelijk verschenen in 2016. Dochter in kwestie is nu dus een jaar of zes ouder en steekt inmiddels met kop en schouders boven dat maaiveld uit 😉