KLABAMMM!!!
Met een knal barst de grote Chinese vaas op de marmeren vloer uiteen. Het gaat door merg en been, en trilt tot in de uiterste hoeken van het universum. Ik zak door mijn knieën en als ik voorzichtig de groene droomvogels en roze fluisterbloemen opraap en in een doos doe, schieten de tranen in mijn ogen.
De herinnering aan mijn oma, die mij het pronkstuk vlak voor haar overlijden schonk, dreunt ook na de klap nog door. “Pas er goed op, kind.”
Ja, Oma…
Volgens haar kwam het ding uit de 16de-eeuwse Ming-dynastie, maar dat valt te betwijfelen – er zit nog net geen IKEA sticker onderop. Ach, doet er ook niet toe. De vaas was van Omaatje…
Samen met de gebroken vogels en geknakte bloemen die ik verzamel, zwelt de zware spons op in mijn maag.
“Mam! Oma’s vaaaaas…!” gil ik aan de telefoon. Ik moet mijn grieven even van mij afpraten. Maar ik
hoef de zin niet eens af te maken
“Kind, ik hoorde klap helemaal hier.”
Het feit dat mijn moeder in Barendrecht woont, zo’n 10.000 km van mijn woonplaats Kuala Lumpur, Maleisië, lijkt er voor haar vrij weinig toe te doen. Het zesde zintuig waar mijn moeder in onze familie het monopolie op heeft, doet zich wederom gelden.
Met een akelig gevoel voor pragmatisme zegt ze: “Pak de lijm maar.” En de verbinding is alweer verbroken.
Lijm? Lijm!
Waar is de lijm…
Alle lotgenoten in de doos zien er eender uit, maar als ik de scherven een voor een oppak en bevoel, lijken ze als vanzelf hun weg te vinden naar hun plek In het grotere geheel.
Lijm – plak – lijm – plak.
Oma kijkt over mijn schouder mee. “Dat gaat goed meisje, ga zo door”.
Haar woorden nestelen zich in mijn hart, en ik zie oma in haar keuken. Hutspot maken, daar was ze goed in. Of draadjesvlees. En kleffe aardappelpuree, met een kuiltje voor de jus. Of dikke gehaktballen, stijf van het paneermeel. Groenten, zo lang doorgekookt dat ze uit elkaar vallen voor je ze goed en wel aan je vork kon prikken. Gaf niks, want oma had het gemaakt, dus het was lekker.
Lijm – plak – lijm – plak.
Oma aan het strijken. “Zo, gewoon opvouwen en even erop gaan zitten, dan wordt het ook glad, hoor”, en lachend gooide ze zichzelf boven op een stapel broeken op de bank. “Hop, hop, kijk maar!” Wij kleinkinderen keken met verbazing naar de min of meer gladde kledingstukken en naar oma, en dan hadden we het niet meer.
Lijm – plak – lijm – plak.
Oma in de spagaat, want dat was haar favoriete standje op familiefeestjes. Vooral met Kerst moesten haar benen en heupen het ontgelden. Waar oma die souplesse vandaan haalde, wist niemand, want sportief was ze nooit geweest.
Ik ga zo op in het werk, dat ik even verbaasd opkijk, als de vaas er ineens weer staat.
In mijn hart is het rustig. Ik voel de glimlach van oma.
Gewapend met een pot goudverf en een kwast bewerk ik de littekens van oude pot.
Fraai – fraaier – fraaist?
Zo goed als nieuw!
Kintsugi – een oud concept van de Japanse filosofie. Dat wat gebroken is, moet niet verstopt of weggegooid worden. Gebroken vazen verdienen juist dan onze respect en aandacht. Ze worden met uiterste zorg, op bijzondere wijze, gerepareerd.