Jack zit naast me, op mijn kantoor in huis. Klinkt luxer dan het is. Gewoon een slaapkamer die ik omgetoverd heb tot werk unit. Ontstaan in die heerlijk rustige COVID periode, waarin thuiswerken de norm werd. Wij hebben deze nieuwe stijl in ieder geval helemaal omarmd en dus werken we nog maar drie dagen per week op kantoor en voor de rest vanuit huis. En dan is hij dus vaak bij mij.
Daar ik niet in een kasteel woon, staan hier in de kamer dus ook mijn hobbyspulletjes. En mijn spelletjeskast. En aangezien ik een vrouw ben, moet het er ook nog allemaal gezellig en knus uitzien. Jack zit tegenover mij aan mijn bureau. Het lijkt zo net een huisartsenpraktijk, dus ik zet een bril op, vouw mijn benen over elkaar en vraag mijn “patiënt” waarmee ik hem vandaag van dienst kan zijn.
Jack ziet de humor er wel van in en speelt het spelletje vrolijk mee. Voordat we in een echt rollenspel belanden, kap ik het gesprek weer gauw af, want dochters zijn thuis en de muren zijn niet geluiddicht. Helaas.
Als Jack in het rond kijkt en vrolijk allerlei meuk van en uit mijn kasten trekt om te bewonderen komt de controlfreak in mij naar boven (‘afblijven!! Het ligt precies zoals het moet en zoals ik het terug kan vinden!’). Ik leid hem snel af door voor te stellen om dan maar een spelletje te gaan doen.
Terwijl ik er een aantal uit de kast trek en voor ons uitstal, valt mijn oog op mijn Kletspot. Zo’n grote pot vol kaartjes met allerlei vragen die je elkaar kunt stellen. Hartstikke leuk. En het ultieme “elkaar beter leren kennen” spel. Doen we!
Eén van de vragen is of je makkelijk overal naar het toilet gaat. Uiteraard. “Nee,” zeg ik dan ook en herinner hem aan mijn euvel op de eerste nacht dat ik bij hem sliep. Jack kijkt me aan en noemt me zijn ‘neurootje’. Dat is inmiddels mijn vaste bijnaam geworden.
Ik vind mezelf helemaal geen neuroot, maar Jack doelt op mijn angst dat iemand (bijvoorbeeld een van mijn kinderen) onze intieme momenten of gesprekken hoort en dus onderbreek ik hem in beide gevallen regelmatig met mijn “sssssjjtt, zachtjes…” of, “stop effe, ik hoor wat.”
“Maar ik dóé helemaal niks,” zegt hij dan.
“Jawel, je beweegt en je kreunt.”
“Ik kreun nu enkel omdat jij weer eens neurotisch doet.”
“Dus kreun je.”
“URGHHHHHH.”
“Stttt, nu doe je het wéér!”
En dan bespringt hij me en probeer ik hem van me af te worstelen, met mijn hand voor zijn mond, waaruit dan alleen een luid gegrinnik komt. Met als gevolg dat het beneden moet klinken alsof hij me de hele kamer door neukt, dus schiet ik er niks mee op.
Als even later de vraag voorbij komt of je ook een bijnaam hebt, klinkt het dan ook direct “neurootje!” uit ons beider monden.
Ondertussen vliegen de gekste vragen ons om de oren en lig ik dubbel om zijn leeskunsten. Hij is echt heel dyslectisch, wat maakt dat ik bijna elke vraag van hem zelf moet lezen, wat ook lastig wordt, want ik begin de slappe lach te krijgen. Dat wordt dan weer niet gewaardeerd, want blijkbaar ligt dat gevoelig. Ik probeer me dus een beetje in te houden. Lukt niet.
Als ik hem de vraag stel “Wanneer heb jij ECHT geluk gehad,” kijkt hij me liefdevol aan en zegt: “Dat ik jou ontmoet heb”. Nuchtere ik reageert uiteraard met: “Aaah wat lief! Maar nu echt?”
“Dat wás echt! Ik meen het echt. Ik houd nu al zo ontzettend veel van jou dat ik je nu al nooit meer kwijt wil.” Ik ben even onder de indruk. Ik kijk hem aan en hoor mezelf denken, ik ook van jou. Ik wil jou ook nooit meer kwijt. Maar dat zeg ik niet. Ik glimlach en zeg: “Je bent een schatje en je maakt me blij.” Hij kust me en verlegen pak ik de volgende vraag.
“Welk talent zou jij graag willen hebben van iemand aan deze tafel?” Jack antwoordt dat hij zou willen dat hij zo kon schrijven als ik. Ik lees hem namelijk wel eens wat voor. Hij vindt het geweldig om de verhalen te horen die ik over ons schrijf (de highlights dan, ik lees niet alles voor).
Ik zeg dat ik zou willen dat ik zo handig was als hij. “Al ben ik ook best handig,” reageer ik. “Jij bent helemaal niet handig,” antwoord hij resoluut, “maar je bent creatief”. Ik ben het er niet mee eens. “Ik ben hartstikke handig!” verdedig ik mezelf. “Ik heb zelf de tuinverlichting aangelegd, ik heb een dak gemaakt voor het vogelhuisje, ik heb alles geschilderd in huis,” som ik de bewijsstukken van mijn handigheid op.
“Jij hebt kerstverlichting met kabelbinders aan de schutting gesnoerd, je hebt twee zinken plaatjes op elkaar gekit en op het vogelhuisje gelegd en je hebt je plinten mee geverfd met de muurverf! Hartstikke creatief schat, ja. Maar niet handig.” “Whatever, het werkt.”
Als Jack bij zijn volgende vraag de woorden uitspreekt: “Wat vind jij de lelijkste mongool van de afgelopen 20 jaar,” proest ik het uit. “DAT STAAT ER NIET, DIE VRAAG BESTAAT NIET!” pers ik er met tranen in mijn ogen uit. Ik gris de kaart uit zijn handen en lees wat er werkelijk staat. Ik schud mijn hoofd en stel lachend voor dat we beneden thee gaan drinken. Alhoewel de kaart wel perfect past bij mijn cowboy.