“Mag ik vragen wat er aan de hand is?”
Argwanend kijk ik een van de drie politieagenten aan, die op de deur van mijn overbuurjongen staan te bonzen. Het is tweede kerstdag.
“Dat mag u vragen, maar u krijgt geen antwoord,” klinkt het zeer onvriendelijk.
“Oké, snap ik,” probeer ik wat empathie bij de norse agent op te wekken.
“Trouwens, dat daar,” wijs ik naar een gesloten blanco envelop, die nog gedeeltelijk uit de brievenbus van mijn buurman steekt, “heb ik zojuist in zijn brievenbus gestopt.”
“Aha, is dat van u?!!”
De politieagent kijkt me onderzoekend aan.
Oh jee, misschien denkt hij dat het een of andere illegale deal is, schiet er ineens door me heen. En staan ze daarom hier met drie man sterk.
“Het is niks bijzonders hoor,” haast ik me te zeggen. “Gewoon een kerstwens, met een uitnodiging om vanavond bij ons aan tafel te schuiven tijdens het kerstdiner. Mijn buurjongen is erg eenzaam, heeft ook totaal geen geld meer, de arme.”
Ik kan geen enkele reactie bespeuren op de agentengezichten.
“Gelukkig is het laatst gelukt om met mijn hulp het licht in zijn woning te laten heraansluiten. Het gas is wel nog steeds afgesloten,” vervolg ik verontwaardigd. “Afijn, dus ik dacht vandaag…”
Ik verzwijg de 50 euro die ik als extraatje in de envelop heb gestopt. Geïnspireerd geraakt door een onbekende weldoener, die blanco enveloppen met 50 euro aan arme mensen bij de voedselbank uitdeelde, leek het me een goed en fijn idee om soortgelijk gebaar in mijn eigen omgeving te maken.
“U mag de envelop wel openmaken, hoor,” bied ik de agent joviaal aan, in een poging om zijn vertrouwen te winnen.
“Da’s niet nodig. Maar vertelt u eens, wanneer heeft u de buurjongen voor het laatst gezien?”
Nu schrik ik toch wel een beetje.
“Nou, eerlijk gezegd, is dat al een hele tijd geleden. Hij komt zijn huis de laatste tijd niet meer uit. Ik maak me dan ook al een tijdje ernstig zorgen om hem.”
“We hebben een melding gekregen dat het sinds gisteren niet goed met hem gaat.”
“Ai… Wat naar… En hij was een tijdje geleden juist eindelijk weer wat opgekrabbeld…”
De agent wil niet langer afwachten en geeft zijn collega’s een sein om de deur te forceren.
“Wacht eens,” twijfel ik, “ik zie nog steeds het licht in zijn woning aan en uit gaan. Vanochtend ook nog. Omdat ik me zorgen om hem maak, let ik daar tegenwoordig op. Licht als een enig teken van hoop en leven, zeg maar.
“Kunt u hem niet even bellen?”
“Dat heb ik al een paar keer eerder geprobeerd. Maar hij neemt nooit op, want hij wordt toch alleen maar gebeld door schuldeisers. Vrienden heeft hij niet. Onbegrijpelijk, want het is zo’n lieve, zachtaardige jongen. Erg kwetsbaar, ook…”
De agenten kijken elkaar een moment lang aan. Wat nu te doen?
“Ik hoop toch zo, dat hij nog leeft,” fluister ik er ongerust achteraan.
Dan schiet de deur onverwachts open. Verdwaasd staat mijn buurjongen in de deuropening. Vanaf een afstand zie ik meteen, hoezeer hij is afgevallen. Zijn fragiele verschijning en grauwwitte gezicht contrasteren pijnlijk met de afbeelding van de vrolijke, kleurrijke kerstman met rode blosjes, die op de voordeur van zijn buren prijkt. Opgelucht haal ik adem.
“Sam, deze drie agenten heb ik niet als kerstcadeau voor jou besteld, hoor!“ roep ik zo nonchalant mogelijk om zijn vertrouwen in onze vriendschap niet te verbreken. “Ik heb alleen maar een cadeautje in je brievenbus gestopt. Mocht je trouwens vanavond geen plannen hebben, kun je met alle liefde bij ons bij het kerstdiner aanschuiven, hoor.” Ik draai me alvast om om thuis nog wat aardappelpuree bij te gaan maken. Maar Sam laat het aanbod aan zich voorbijgaan. Hij blijft liever thuis.
Terwijl ik tijdens ons kerstdiner een korte blik naar de overkant werp, zie ik heel even een glimp voor zijn raam verschijnen.
Sindsdien heb ik hem niet meer gezien. Maar ik weet dat, zolang een enkele gloeilamp met enige regelmaat de duisternis blijft verlichten, is er nog steeds ergens een klein sprankje hoop.
Ik wens iedereen veel licht en warmte in 2023.

bron: pixabay.com 5859094