
bron: eigen foto (JS)
Aan het eind van de koopgoot in Zoetermeer staat in een verweerde straatmuzikant furieus op z’n gitaar te rammen. Zijn stem klinkt als een diepe oprisping. “A voice of sand and glue,” zou David Bowie zeggen.
Hij bezingt een onbegrepen leven, een wereld die kapot is en niemand op dit aftandse nieuwbouwplein wil het horen.
Het miezert en de wind trekt als een snerpende sirene door de hoge, hoekige gebouwen.
Ik loop alweer een paar uur. Escapisme, mijn hoofd moet leeg voor ie weer volloopt met allerhande plannen en projecten. Ik zit daar nog totaal niet op te wachten en stel het uit, volg mijn benen die de weg bepalen en omarm de stilte die ontstaat. Maar dan is daar deze man, die hemeltergend beroerd zijn zielenroerselen volledig onbekwaam de wereld in brult.
Ik heb medelijden met hem en moet denken aan het lied ‘Links, twee, drie, vier’ van de Kift. Het lied dat zo schitterend ontspoort en je meeneemt in de manie van zanger Eddie Kagie. Er is geen ontkomen aan…
’Als de nachten er maar niet waren. Als de nachten er maar niet waren. Elk geluid is een dier en iedere schaduw een grauwe man… én links, twee drie vier, links, twee, drie vier.’
Deze straatmuzikant heeft de fut niet meer om opzwepend te zijn. De wil om al die koopzieke, ongeïnteresseerde passanten in vervoering te brengen is hij al lang verloren. Nu klinkt slechts de echo van zijn pijn, een rasperige blaasbalg, het restant van zijn stem.

bron: eigen foto (JS)
Verderop zijn een paar pafferige pubers aan het gillen. Ze staan voor de wanstaltige, volstrekt sfeerloze bioscoop en kijken tussen hun gekrijs door onrustig om zich heen met onnozele grimassen en schuchtere ogen.
Dit is niet waar ik wil zijn. Dit deel van deze stad is killing for the soul.
Mijn benen dragen me naar een andere straat, langs een grafkistenwinkel naar een ander gedeelte van de stad. En naar een heel lullig vijvertje, waar een paar oude boerderijtjes nog iets van sfeer proberen uit te dragen.
Recht tegenover deze boerderijtjes zijn, waarschijnlijk in opdracht van de gemeente, bankjes geplaatst. Zo kunnen de mensen die er wonen de godganse dag worden beloerd door zich vervelende bejaarden. Die zitten met heuse boterhambakjes en pakjes drinkyoghurt op die metalen gedrochten oeverloos te staren naar de bewoners.
Bewoners die hun onkruid wieden. Bewoners die vloekend op zoek zijn naar verloren autosleutels. Alles is het bekijken waard. De theaterversie van Big Brother. Zonder winnaars.

bron: eigen foto (JS)
Ik loop hen voorbij, die kauwende grijsaards, en verlang naar wijn. Rode wijn, een hele fles. Ik heb het verdiend, want ik heb zo ontzettend ver gelopen en het leven moet gevierd worden, óók in Zoetermeer.
Ik nies.
Heel hard en ongegeneerd, drie keer achter elkaar. ‘One ’s a kiss, two’s a wish, three’s a disappointment,’ zong mijn oma altijd.
Mijn gierende oergeluiden ontlokken een schaterlach bij een vrouw die mij tegemoet komt lopen.
‘Wat kan dát opluchten, hè!‘ grinnikt ze.
Dat doet het.