Gisterenavond was er een voor in de boeken. Eindelijk weer Nicky. Lekker op stap met manlief, mijn bestie (zuslief) en een aantal lieve vrienden. Ja, de prikkels waren teveel. Ja, het lange staan brak mij. Ja, ik kan echt niks meer hebben. Maar ik heb gedanst, gelachen en geleefd! Ik had even het gevoel dat alles weer als vanouds was. Geen kanker. Geen tijd voor littekenpijn. Geen tijd voor buikpijn. Geen tijd voor zenuwpijn.
Tijd voor lol.
Tijd voor leven.
Even dan. Want het moment waarop de man met de hamer kwam, zag ik even niet aankomen. Het ging heel goed! Beter dan verwacht zelfs. We kwamen aan bij het festival “King of my castle”, bij de kasteelruïne in ons knusse dorp en ik had er zin in. De muziek was geweldig, het gezelschap was top en de sfeer was heerlijk. Het enige wat nog beter kon, was het weer. Ik heb nog nooit met mijn dikke winterjas op een festival gestaan maar hé, dat mocht de pret niet drukken! Leuk dansje hier, lekker drankje daar, een cola tussendoor, ouderwets wildplassen omdat de rij voor de wc’s meer op een ongecontroleerde mierenhoop leek dan een echte rij, af en toe een knuffel van een lieve vriend.
En ik was blij. Geen kanker. Kankerloos naar een festival. Wie had ooit gedacht dat ik dat nu alweer kon? En stiekem wist ik: dit kán ook nog helemaal niet. Prikkels zijn immers mijn vijand. Meng die met een beker alcohol, een menigte die de hele tijd tegen je aanduwt en een grote shot aan muziek, en tada: daar is mijn recept voor falen. Maar toegeven? Ho maar.
En zo geschiedt het. Ik sta lekker te dansen met een cola in mijn hand en ineens is daar die klap. Een soort mini-ontploffing in mijn hoofd. Mijn benen hebben het ineens heel moeilijk met staan blijven, mijn zicht beperkt zich tot de punt van mijn schoenen en de wereld draait. Teveel. Het is teveel. Een vriendin merkt het, schakelt manlief in en binnen drie seconden sta ik weer buiten, weg van het festival. Boos, verdrietig en teleurgesteld. Het is nog niet eens twaalf uur en ik moet met een rotgang het bed in. Want de Nicky wie ik nu ben, die met dat tachtigjarige lijf en brein, die kan niet meer.
En het lukt mij maar niet om dat te accepteren. Dus gebruik ik manlief als boksbal voor al mijn emoties. Geen top idee, maar het enigste wat ik op dat moment kan. Ik zeg: “Kom, we gaan terug. Het is nog niet eens middernacht. Het ging net even niet maar nu heb ik weer wat meer rust. Ik kan nu wel weer. Het is zo gezellig, ik wil nog niet weggaan. Alsjeblieft, laten we teruggaan?”
Maar manlief ziet hoe het gaat. Hij ziet dat ik meerdere grenzen heb overschreden en dat ik helemaal klaar en óp ben. Maar dat aan mijn 31-jarige verstand brengen, lukt niet. Want ondanks dat ik eigenlijk nog niks kan hebben, wil ik alles. Ik wil leven! Ik wil genieten. Ik wil dansen op een festival tot het einde, tot het sluit. Ik wil! Maar ik kan niet.
En dat resulteert in een hoop tranen, woede en een stampvoetende, kleuter-achtige tiran genaamd Nicky. Mijn god, wat kan ik een kreng zijn. En mijn man moet het aanhoren, slikken, de volwassene zijn en mij mee naar huis nemen, zoals een lieve man dat doet voor zijn vrouw. Of trut.
Op de fiets merk ik pas hoe slecht dat het met mij gaat. Mijn onderbuik doet echt gigantisch veel pijn. Zoveel zelfs dat ik niet meer kan zitten. Het laatste stukje loop ik moeizaam naar huis. Ik moet een paar keer stoppen omdat de pijn te erg is en ik niet rechtop kan blijven staan. Eenmaal thuis zie ik op welke blaren ik mag gaan zitten. Ik verlies bloed waar ik niet meer zou mogen bloeden, een strakgetrokken buik daar waar het litteken zit en mijn lichaam voelt ontzettend zwaar. Ik ben keihard over al mijn grenzen heen gedanst. Niet expres. Nee, ik zag ze niet. Ze waren er niet. Even was ik weer de Nicky van vóór de hele kankerzooi. En die Nicky had haar grenzen veel verder weg liggen dan de Nicky die ik nu ben. En aan die maatstaven heb ik me geprobeerd te meten.
Nu de muziek is gestopt, de sfeer is gedaald en het gordijn is gesloten, denk ik: dom meisje… Waarom ben je niet eerder naar huis gegaan? Waarom kon je niet accepteren dat je toch echt voor twaalven weg moest? Waarom heb je al je woede en frustraties over je lieve man uitgestort? Degene die wél je grenzen zag en juist het beste voor ogen had. Waarom?
Omdat het moeilijk te accepteren is, wat ik nu kan tegenover wat ik ooit kon. Dat ik nu nog maar een schim ben van dat kunnen van toen. Ik haat mijn kankerbrein. Ik haat mijn kankerlijf. Ik haat alles aan de vrouw die ik nu ben. Maar ik moet het er mee doen. Ik heb geen andere keus. Mijn batterijen kunnen niet simpel vervangen worden, zoals je doet met het speelgoedautootje van je kind. Dit is nu mijn leven. Dit is mijn kunnen.
Maar dat accepteren is een bittere pil.
Eentje die ik niet graag slik.
Dus nu, deze ochtend, kijk ik terug op een feestje dat leuk was, maar nog veel leuker had kunnen zijn als ik gewoon op tijd naar huis was gegaan. Want nu ik lig in bed en kan niet meer slapen, omdat mijn brein de prikkels niet verwerkt krijgt. Het voelt als een tornado in mijn hoofd. Mijn lijf doet overal pijn. Ik gok op spierpijn. En de wond in mijn buik blijft maar broeien.
Ik hoor de stem van mijn praatpersoon: ‘Geef je grenzen aan. Beter stoppen op het hoogtepunt en met een fijn, positief gevoel naar huis dan teveel doen en met een negatieve nasmaak ergens op terug kijken.’
Dom meisje. Je weet het allemaal zo goed en tóch luister je niet. Deze dag begint met een excuses aan mijn man en aan mijn lijf.
Sorry. Ik wil beter doen. Ik zal beter doen. Ik wil beter worden.
Fijne Koningsdag allemaal.

bron: pixabay.com 1963155