
bron: rawpixel.com / commons wikimedia CC0 1.0 Public Domain
“Ben je weer veilig thuisgekomen?” informeert mijn moeder door de telefoon. “Ik bedoel, het was toch best wel een eindje rijden vanaf hier terug naar huis?”
‘Best wel een eindje rijden’ is het understatement van het jaar. Mijn moeder bivakkeert een paar maanden in haar caravan op een camping in het Spaanse Blanes. In de meivakantie besloot ik daarom in een opwelling om vanuit mijn vakantiebestemming in Zuid-Frankrijk naar Spanje door te rijden, om zo nog een paar dagen bij haar in de caravan te kunnen doorbrengen. En nu ben ik dus weer thuis. Eindelijk.
“Twintig uur vanaf Blanes naar huis,” brom ik. “Ik mocht natuurlijk niet harder dan 90 km per uur rijden met die thuiskomerband.”
“Oh ja, da’s waar ook!” herinnert mijn moeder zich. “Jij had op de terugweg een lekke band.”
“Ja klopt, knap waardeloos. Maar onderweg zag ik op de Route du Soleil een verwarde vrouw op een fiets rijden. Toen besefte ik dat ik toch eigenlijk niet mocht klagen. Maarre, hoe is de stand nu daar in Blanes?” informeer ik nieuwsgierig. “Is Ernst al gearriveerd?”
Mijn moeder heeft haar kersverse vriend, met wie ze tot nu toe eigenlijk alleen nog maar een paar keer had afgesproken, uitgenodigd in haar caravan in Blanes. Een uitnodiging, die Ernst meteen met beide handjes had aangegrepen.
“Ja hoor. Hij is eergisteren aangekomen.”
“Gaat het goed? Ik bedoel, je kent de beste man nauwelijks en dan zo lang met elkaar in een caravan doorbrengen, lijkt mij wel effe een dingetje…”
“Ja, dat was achteraf wel een beetje dom van mij. Véél te lang… Vijf weken, mijn hemel,“ verzucht mijn moeder. “Ik erger me nu al, na twee dagen!”
“Oei, ma! Dat klinkt niet best.”
“Ach nou ja, het is wel uit te houden, hoor. Maar raad jij eens wie hier ook in Blanes is?”
“Geen idee…”
“Cor!”
Cor is de ex van mijn moeder, die hun relatie tijdens de Coronacrisis ineens voor gezien hield.
“Nee toch? Dat meen je niet? Wat doet die in vredesnaam daar op de camping?”
“Nou ja, we gingen destijds natuurlijk ieder jaar samen naar Blanes. En hij kent hier alles en iedereen.”
“Verbaast me niks, Cor maakt nu eenmaal snel vrienden.”
“Ja ach, je weet hoe hij is. Speelt altijd graag de populaire bink. Hij gedraagt zich hier als Koning Camping. Hij heeft eerst een jaar lang gespaard om op de camping met geld te kunnen smijten. Nu neemt hij hier iedereen op zijn kosten mee uit eten.” Mijn moeder zucht. “En hij rijdt hier rond in een taxi!”
Ik probeer mijn lachen in te houden. In gedachten zie ik Cor met zijn brede kwajongensgrijns in een taxi rondtoeren over de camping. Met vakantie-pretlichtjes in zijn ogen, wanneer hij mijn moeders caravan passeert, waar Ernst vanuit die leuke kijkdoos naar buiten zit te staren.
Er valt een pijnlijke stilte.
“Ernst houdt alleen maar van wandelen,” zucht mijn moeder teleurgesteld. “En verder wil hij nergens naartoe, want dat kost geld.”
“Vreemd, want ik begreep dat hij er best wel warmpjes bij zat?”
“Klopt. Het is hier 27 graden!”
Hm. Oké dan.
“Ik hoorde trouwens van Ina en Henk, die hier ook op de camping staan, dat ze gisteren door Cor waren uitgenodigd om op zijn kosten mee uit eten te gaan. Met z‘n allen uit eten en met de taxi naar Blanes. Hoppa! Alsof het allemaal niets kost!”
“Tja, ma, je kunt veel van Cor vinden, maar hij was allesbehalve gierig, toch? Ik herinner me nog dat hij niet alleen de kleinkinderen regelmatig zakgeld gaf, maar dat hij zelfs jullie hond af en toe wat briefgeld toestopte.”
“Da’s waar,” schatert mijn moeder. “Cor was dol op die hond. Wanneer hij te veel gezopen had, gaf hij ‘m wel eens een joetje. Nou ja, in ieder geval, Ernst betaalt wel netjes mee. Gisteren heeft hij een gezamenlijk geldpotje gemaakt om boodschappen te kunnen doen. Iedere avond een eenvoudige Hollandse maaltijd, daar houdt hij van. Volgens hem is De Lidl hier vlakbij.”
“Dat is netjes, ma.”
“Ina vertelde dat Cor in dat Spaanse restaurant een tafel vol eten had besteld, “ vervolgt mijn moeder met lichte afgunst in haar stem. “Ze hebben zelfs een extra tafel moeten bijzetten.”
“Typisch Cor.”
“’D’r mot godverredomme wel goed gevreten worden!’ had hij gezegd. Wist jij trouwens dat Ernst stijf gereformeerd is? Nou, ik dus niet! Iedere avond wil die man bidden voor het eten…”
“En dat moet jij nu dus nog vijf weken lang uithouden?” vraag ik vol ongeloof. Dat kan nooit goed gaan.
“Ja,” zucht mijn moeder vermoeid, “hij is met het vliegtuig gekomen, maar hij kan met Henk en Ina weer terug naar Nederland rijden. Dat bespaart hem een duur retour ticket. Of een leuke sportieve fietstocht over de Autoroute du Soleil,” voegt mijn moeder er grinnikend en vol leedvermaak aan toe. “Dus over 5 weken ben ik hier ein-de-lijk weer heerlijk in m’n uppie. Eerlijk gezegd kijk ik daar nu al naar uit.”
Verbaast me niks.
“En Cor?” informeer ik zo neutraal mogelijk.
“Die vliegt over twee weken weer naar huis.”
Er klinkt een lichte teleurstelling in mijn moeders stem.
“Oh, dus Cor blijft dit keer niet zo lang?”
“Nou,” klinkt het opgewekt, “Het schijnt dat hij gisteren een nieuw vliegticket heeft geboekt.”
“Hè? Blijft hij dan toch wat langer?”
“Nee, eentje voor over vijf weken, dan komt ie weer retour naar Blanes.”