“Hoe gaat het met je?”
“Niet goed. Ik zit mentaal al een tijdje op een slechte plek.”
En daar eindigt het gesprek dan ook weer meteen. Zoals zo vaak en bij zovelen.
Ik weet het van tevoren. Mensen stellen de “alles goed?” vraag vaak enkel uit automatisme. En verwachten dan ook geen eerlijk antwoord. En als ze een eerlijk antwoord krijgen over hoe het écht gaat, wordt er
A) niet gereageerd, of
B) een betuttelend antwoord gegeven, zoals “na regen komt zonneschijn” en daarmee is het af. Next! Of
C) even wat meewarig en sip gekeken, om vervolgens meteen op de eigen problemen over te stappen, of
D) een preek afgestoken met het motto: “Niet in het negatieve blijven hangen, hoor!”
Ik kan het dan niet laten om te denken: ik vraag helemaal niet om een oplossing, ik vraag enkel om een arm, een beetje begrip, interesse in mijn verhaal en gewoon een beetje aandacht. Want de kanker heeft dan misschien mijn lichaam verlaten, mijn hoofd zit nog vol met de sporen die hij heeft achtergelaten.
Natuurlijk heb ik hulp. Ik weet als geen ander hoe ik aan de bel moet trekken. Mijn praatpersoon is vanzelfsprekend van alles op de hoogte. Zij vertelde mij: “Stel jezelf de vraag: wat heb je nodig? En vertel dat ook tegen de mensen om je heen.”
Daar heb ik veel over nagedacht. Ik meen dat ik ooit teveel ben. Mensen willen mijn verhaal niet horen. Mensen zijn druk. Ze hebben geen plek voor mijn verhaal. Maar waar ik tijdens kanker zoveel steun kreeg, krijg ik nu een korreltje zout. En daar kan ik het mee doen. Zo voelt het tenminste. Terwijl ikzelf echt nog volop in het kankerverhaal zit.
En na de laatste controle ben ik weer even helemáál bergaf gerold. Ik kan die steun nu zozeer gebruiken. Ik kan niet leven op een korreltje zout. Ik heb nog steeds diezelfde ondersteuning, nog steeds datzelfde begrip nodig om mij uit dit dal te trekken, maar ik ben bang om erom te vragen. Waarom? Omdat ik geen kanker meer heb. Ik ben niet ziek. Maar waarom heb ik dan wel alle symptomen van een zieke persoon?
Sinds de laatste controle gaat het niet goed met mij. Ik had last van bloedingen en een stekende buikpijn die uitstraalde naar de plek van de tumor. Toen de arts ging kijken, zag hij celgroei en daar kwamen ook de bloedingen vandaan. Het woord “celgroei” liet de alarmbellen niet rinkelen, maar exploderen. Dus samen met mijn zenuwen en trauma, barstte ik in huilen uit.
Daar lig ik, wijdbeens met een eendenbek tussen de dijen, daar waar het zeer doet, en ik huil tranen met tuiten. Ik voel mij eenzaam, onzeker en totaal niet op mijn gemak. Gelukkig heb ik een zeer begripvolle oncoloog die meteen verder keek. Het bleek goedaardig en was makkelijk te verwijderen. Het was ongemakkelijk en pijnlijk, maar het was ook een loos alarm. Gelukkig. Maar die wetenschap maakt mij niet minder gek. Mijn alarmbellen staan weer op scherp, mijn zenuwen op volle spanning.
De pijn was niet goed te verklaren. Er kwam een inwendige echo aan te pas en meer tranen. Dit deed zeer! Terwijl mijn oncoloog aan het “roeren” was, op zoek naar een verklaring, lag ik te rillen, te huilen en mee te kijken op het echoapparaat. Enorm confronterend. Tijdens de operatie is de top van mijn vagina verwijderd en de “buis” aldaar dichtgemaakt. Hechtingen erin en klaar.
De eens zo bodemloze put met een ingang naar de baarmoeder is een put geworden met bodem. Het organische geheel heeft geen doel meer. Het is klaar. Finito. Ook het vrouwelijk plezier is daarmee vertrokken. Die buis zit er nu echt voor niks. Of ja, voor de man. Joepie. Maar ook dat kan niet, want ik heb teveel pijn.
Uiteindelijk houdt het roeren op en mag ik weer in het kantoor komen zitten. De pees die geplaatst is op de top van de vagina, is ontstoken. Te vergelijken met een tennisarm. Daar is niks tegen te doen en kan maanden aanhouden. Daar kan ik het mee doen.
Terwijl ik het Katarina kankercentrum verlaat, vraagt mijn man hoe het gaat. “Ik ben blij dat het geen kanker is en dat we meteen weten waar we aan toe zijn. Maar daar is dan ook alles mee gezegd.” Want wat een geluk, nietwaar? Geen kanker. Maar wel weer maanden vol pijn. Op de plek waar ik om rouw. Pijn die mij elke dag aan mijn verdriet en trauma herinnert. Maar hé, Nicky, je zou juist blij moeten zijn! Je hebt geluk gehad! Geen kanker!
Rust. Bijstellen. Terugschakelen. Pijnstillers. Daar waar ik mijn haken in de berg had vastgezet en waarvan dacht dat ze stevig vast zaten, laten ze ineens los. Ik val. Blinde paniek maakt zich van mij meester. Ik laat het toe. Daar waar ik de eerste seconden als een lappenpop val, schrik ik wakker en begin ik vervolgens te zwaaien met mijn armen.
Ik probeer mijn haken weer in de berg te klampen. Het vergt bérgen energie en overwinning van de angst. Maar het lukt! Een van mijn haken vind haar plek in de wand en na een paar seconden glijden, lig ik dan eindelijk stil. Waar ben ik? Het touw om mijn middel staat niet op spanning, dus ik lig niet helemaal onderaan de berg.
Doorademen, Nicky. Mijn hele lijf begint te rillen en ik kan de tranen niet meer tegenhouden. Mijn lichaam voelt gebroken. Terwijl ik de tranen wegveeg, zoek ik naar de plek waar ik was. Ik zie de top van de berg en zo op een derde hangt nog een haak van mij. Hoeveel passen terug? Shit… ik heb een flinke smak gemaakt. De moed zakt mij in de schoenen. Ik krijg de energie niet gevonden om terug te klimmen. Alle kilometers die ik had gemaakt, waren voor niks!
Ik kijk naar achteren en zie dat de weg terug een stuk makkelijker en korter is. Ik kan er voor kiezen om nog verder terug te gaan. Langzaam afglijden en even rusten, met de harde grond onder mijn voeten. Even helemaal niks moeten. Geen spanning of energie in mijn lijf. Maar tegelijkertijd bedenk ik mij ook dat ik nu ook even prima kan rusten op een plek die nog steeds hoger ligt dan de begane grond.
De twijfel duurt een tel. Het is zo aanlokkelijk om nog verder terug te gaan. Ik kijk nog eens naar boven. Mijn doel is nog altijd hetzelfde. Terug naar de top. Terug naar daar, waar ik de zon kan zien en de warmte kan voelen op mijn huid. Ik heb besloten. Ik zoek een plekje waar ik voldoende steun heb en zorg dat ik daar goed aan vast zit.
Ik zoek mijn telefoon. Bereik! Yes! Ik toets het nummer in van een vriendin. “Hey… Het gaat niet goed met mij. Ik heb je nodig.”

bron: pixabay.com 2427191