Mijn handschoenen liggen klaar, op het zacht glanzende rozenhout van de donkerbruine buffetkast in de hal. Naast elkaar gevouwen – als vertrouwde metgezellen. Ik houd van het soepele donkergroene leer. De lichte muskusgeur ervan vult mijn hoofd met dromen van vroeger. Gewoonlijk stemt mij dat gelukkig, maar vandaag niet. Ik pak ze op, licht aarzelend, want ik weet dat deze dag begint, zodra ik ze aandoe.
“Ik ben voor de lunch terug, Germaine.”
“Oui, madame,” en met een kniksje haast zij zich terug naar de keuken. Mijn lieve Germaine. De brok in mijn keel wijt ik aan de ochtend die voor mij ligt.
Liever wil ik thuisblijven. Thuis, in mijn warme leeskamer boven, waar Les Miserables en Le Petit Prince op mij liggen te wachten. Geduldig, berustend en altijd bereid te luisteren. Even speelt de twijfel met mijn voeten, maar dan toch gehoorzamen ze mijn hart, dat fluistert: “Kom, het is tijd.”
Ik draai mij om en loop naar de voordeur, op weg naar de koude buitenlucht, met een passie en verlangen waar de lucht zwaar van is, en waarvan mijn benen ongeduldig worden.
Ik hoor jouw stem in mijn hoofd en in mijn hart. Ik kan je niet langer weerstaan. Ik heb de kracht niet meer om bij jou weg te blijven. Maar waar ik voorheen zo uitgelaten als een kind kon zijn, bij het simpele vooruitzicht naar ons samenzijn, ben ik nu bevreesd, angstig en vol van een kil verdriet dat mijn hart omklemt.
De zware eikenhouten voordeur valt achter mij dicht en alras mis ik de veilige, warme vestibule. Een frisse, ja, zelfs ijzige februarilucht grijpt mij naar de keel. Diep ademhalend, als om mijzelf te vermannen, zet ik mijn hoed op. De sjaal stevig om de hals gebonden, begin ik mijn tocht. Elk van mijn stappen brengt mij dichter bij jou.
Mijn schoenen knerpen over het grijze grind. Mijn handen zijn ineengevouwen in een poging de kou te bedwingen. En mijn ogen zijn enkel gericht op wat voor mij ligt. Een licht gebogen rug, met een verkrampte spanning, waarin de vrees zich heeft genesteld.
De zon geeft voorzichtig haar warme stralen aan de dauw op de velden. De vogels zingen elkaar toe en de lucht trilt van zoete beloften. Maar mijn gezicht is koud en mijn hart, mijn hele wezen en al mijn gedachten zijn bij jou.
Bij jouw graf aangekomen, leg ik bloeiende heide neer en een paar takjes geurige rozemarijn.
Inspiratie: “Je Partirai” van Victor Hugo

bron: pixabay.com 1548085