
bron: pixabay.com 863686
Je doet je ding, je blijft doorgaan. Klimmen en vechten want je wilt weer terug naar de maatschappij. Je wilt je weer normaal voelen. En dat gaat grotendeels goed. Je kent je angsten. Je gaat ze aan. Je moet. Je weet de dieptes en de dalen. Je verlangt naar de pieken, dus je blijft doorgaan. En op het moment dat je denkt dat het best wel goed gaat, slaat er een steen op je kop. Niet zodat je valt, maar wel zo hard dat je wankelt.
En elke klap doet pijn.
Vandaag zaten we buiten aan tafel en kreeg ik te horen: “Er is nog een leuk nieuwtje! F. is zwanger van de derde!”
Eerst ben ik oprecht blij. Wat leuk! En dan slaat snoeihard die steen tegen mijn kop. Meteen heb ik hoofdpijn. De derde. Zwanger van de derde. Dat was het. Die doet zeer. Iedereen ratelde maar door over hoe intens blij ze zijn. En terecht! Een wonder. Zo welkom. Wat moet dat heerlijk zijn. Ik voel de tranen prikken. Mijn gebroken hart, waarvan ik dacht dat het best al wel goed heelde, spat weer uiteen.
Zo open als ik ben, zeg ik: “Stiekem vind ik dit toch wel moeilijk hoor…” En daar gaan ze, de tranen.
Er wordt begripvol gereageerd.
“Dat snappen we helemaal… Jij hebt hier niet voor gekozen. Dat zal nog wel even pijn doen. Maar we wilden het je wel vertellen.”
“Ja, dat is ook lief. Dankjewel. Ik zal een kaartje op de bus doen.” mompel ik, terwijl ik wegloop. Eenmaal binnen stromen de tranen over mijn wangen. De derde. Het derde kind. Ik had dat ook zo graag willen hebben. Dat is het enige wat zich continu herhaalt in mijn hoofd.
Eerder vandaag was ik op mijn werk en heb een volle vier uur gewerkt. Mijn volledige energie heb ik daarin gestopt en toen was ik klaar. Op. Ik kon niet meer. Maar ik ging voldaan weg. Ik dacht echt dat het een stuk beter met mij ging. De accu voelt voller. Ik kan mijn lichaam weer pushen tot nieuwe grenzen. Ik voel me steeds wat fitter worden. Maar ik weet ook: mentaal is de klap het zwaarste. Dus niet te hard juichen. Ik heb nog een lange weg te gaan.
Het bezoek is vertrokken en ik snak naar de douche. Ik voel me opstandig en totaal niet op mijn plek. Ik trek mijn kleren uit en loop langs de spiegel. Ik kijk. Fout. Weer een steen tegen mijn kop. Dat spiegelbeeld herken ik niet. Wil ik niet eens kennen. Wat een lelijk lijf. Wat een lelijk meisje. Een meisje zonder baarmoeder. Ben je dan nog wel een meisje? Een vrouw? Ik sla een snik, gooi de douche open en ga er acuut onder staan. De ijskoude stralen doen zeer. Een seconde geniet ik van de pijn die mijn huid voelt. Daarna komen de tranen. Mijn buik trekt zich samen, mijn keel is rauw en pijnlijk en ik blijf snikken onder de douche. Terwijl het koude water langzaam warm wordt, komen er steeds meer tranen. Ik voel hoe mijn lichaam schokt. Ik hoor de krijsen die ik uitstoot. Maar ik kan niet stoppen.
Ik pak mijn lichaam vast en probeer te denken aan iets ander dan “de derde”. Het lukt niet. Ik geef mij over. Het moet eruit. Ik moet rouwen. Dus laat die tranen maar komen. Laat maar gaan.
Het verdriet hoort bij het accepteren. Ik stap de douche uit, wikkel een handdoek om mijn lijf en zucht. Ik haat kanker. Er is niets wat ik meer haat dan de kanker die in mijn lichaam zat. En ik krijg het niet uit mijn kop, want wie weet zit het nog wel ergens. De kutkanker. De kanker die alles heeft verpest. Letterlijk mijn lichaam heeft verneukt. Mijn kop heeft vergiftigd. Mijn baarmoeder heeft afgenomen. Mijn nestje. Waar twee mooie baby’s hebben geleefd. Weg.
Ik droog mij af en sleep mezelf naar bed. Ik snak naar een sigaret. Al vijf jaar niet meer gerookt, maar ineens wil ik het weer. Ik grinnik. Kankerverwekkend. Ik moet er niet aan denken om die dingen nu aan te raken. Kanker is vies. Ik tuur uit het raam. De laatste zonnestralen raken de boomtoppen. Een magisch beeld. Alsof de herfst al haar intrede doet. De groene boom vertoont een prachtig kleurenpatroon door de allerlaatste stralen van deze dag. Afsluiten. Ik blijf kijken naar hoe het licht langzaam aan territorium verliest en de nacht valt. Soepel. De normaalste zaak van wereld.
Morgenvroeg brengt de zon een nieuwe dag. De nacht verdwijnt. Een nieuwe start. Morgenvroeg doe ik weer mee.
Ik zal mijn ogen openen en dankbaar zijn voor alles wat ik deze dag mag meemaken. Want ik ben dankbaar. Elke dag.
Ik zal mijn armen openen en mijn kinderen knuffelen, zodra ze weer hun weg vinden naar ons bed. Hun haren strelen en hun wangen zoenen. Intens genieten van deze momenten.
Dan ben ik mij weer bewust van alles wat ik heb en zal ik minder verlangen naar wat had kunnen zijn.
Maar voor nu staar ik even in het duister. Rouw ik om wat ik had. Om wat ik zó graag had willen hebben.
Ik zou mij zo graag weer even vrouw willen voelen. Zwoel. Sexy. Gezond. Compleet.
Zonder littekens.
Met baarmoeder.