Twijfelend sta ik voor mijn kledingkast. Zo ego- en seksloos mogelijk, dat is immers de juiste dresscode voor een begrafenis. Ik kies voor een eenvoudige zwarte col en een donkerblauwe, wijde broek.
Ik haast me naar een klein uitvaartcentrum om onze vroegere, vertrouwde oppas te condoleren. Haar geliefde man is afgelopen week overleden.
“Fijn dat je gekomen bent.”
“Natuurlijk ben ik er. Gaat het wel?” Bezorgd kijk ik naar de kranige vrouw, die er ineens broos en kwetsbaar uitziet. Ik sla mijn armen om haar heen en houd haar even stevig vast.
“Jawel, want hij is niet echt weg. Ik weet heel zeker dat ik hem weer zal zien.”
Ze gelooft in God, weet ik. Fijn lijkt me dat, zo’n rotsvast vertrouwen in de geruststellende gedachte dat je elkaar ooit weer zult zien.
Ik denk aan mijn lief, waarvan ik inmiddels al ruim 2 maanden niets meer heb gehoord.
Tranen wellen op.
Raar eigenlijk, bedenk ik zomaar. Een overleden partner, die nog volop aanwezig is. En een springlevende lief, die van de aardbodem verdwenen lijkt te zijn.
Ik pak een kop koffie.
Inmiddels hebben zich hier en daar groepjes gevormd. Familie en vrienden zijn druk met elkaar in gesprek geraakt. Enigszins hulpeloos kijk ik om me heen. Ik zie geen enkele bekende.
“Zo te zien ben jij hier ook alleen,“ hoor ik ineens een prettige mannenstem achter me.
Nieuwsgierig draai ik me om en verdrink meteen in een paar prachtige blauwe ogen, waarin een zachte afwezige blik wedijvert met een brede, sexy grijns.
Oeps, dresscode! Maar ja, zulke ogen kun je natuurlijk niet thuislaten.
“Ik had je al eerder gezien,” verklapt hij eerlijk. “Ik stond namelijk zelf buiten al een tijdje te wachten, hier pal voor de deur, naast een parkeerplaats, die eigenlijk geen echte parkeerplaats is.
“Klopt,” reageer ik verrast. “Daar heb ik mijn auto geparkeerd.”
“Dat zag ik. Jíj durfde daar wel te gaan staan. Daarvoor waren er al een flink aantal mensen geweest,” legt hij uit, “die daar natuurlijk ook wilden parkeren, want lekker dichtbij, maar ze twijfelden allemaal en parkeerden uiteindelijk toch liever een stuk verderop. En toen kwam jij en jij scheurde zonder scrupules die parkeerplaats in,” lacht hij zichtbaar geamuseerd.
“Ik durf best veel, hoor, “ poch ik ongegeneerd. Brutaal neem ik hem van top tot teen op. Hij is een bijzonder knappe verschijning, constateer ik snel met een geoefende blik. Hij draagt een of ander raar artistiek geruit pak, dat hem op een verrassende manier bijzonder flatteert.
“Waar kende jij Arnold van?”
We raken aan de praat en blijken verrassend veel overeenkomsten te hebben. Gedurende ons gesprek lijkt de man overduidelijk van mij gecharmeerd te raken. Hij probeert naar mijn leeftijd te vissen. Maar handig omzeil ik het antwoord. Ik schat hem zeker 15 jaar jonger dan ik zelf ben.
Mijn onlangs zozeer beschadigde ego groeit gestaag, maar toch voelt het niet goed. Nog steeds voel ik me verbonden met mijn verdwenen lief. Bovendien hanteer ik netjes de gepaste dress-code: zo ego- en seksloos mogelijk.
Wanneer hij een drankje haalt, besluit ik geruisloos te vertrekken. Spijtig kijk ik nog een keer achterom. Maar dan rijd ik resoluut weg. Van de aardbodem verdwenen. De illegale parkeerplaats leeg achterlatend voor een andere durfal.

Bron: pixabay.com 923101