Mijn fietsband glijdt telkens in de spleten tussen de kinderkopjes. Na een paar seconden ben ik al doorweekt van de regen.
Het dorp door, de koude regendruppels tegen m’n voorhoofd.
Het fietspad naast de polderweg op.
Een oneindig lange, smalle strook asfalt.
Striemende regen, harde wind: van links, van voor, van links, van rechts, van voor. Maar nóóit van achteren.
Door een grijs gordijn van regen zie ik ver, ver weg een vaag donkere schim opdoemen.
Ik buig voorover. Ik weiger die lange rechte weg voor me te zien, ik wil niet weten hoeveel weg ik nog moet.
Ineens is die andere fietser dichtbij.
“Dáár ben je,” zegt hij.
Het is mijn vader op zijn racefiets.
Hij draait om en komt naast me fietsen.
Met zijn grote hand op mijn rug duwt hij me naar huis.
Ik sta naast hem in de lobby van een hotel in Heerenveen. We turen naar de inhoud van een boekenkast. Een zeldzaam moment van samen. In de kast staat een boekje met de titel ‘De geur van gras’.
“Bij de geur van gras denk ik altijd aan de boerderij van ome Jan,” zegt mijn vader.
Ik kijk hem aan.
“Dat rook altijd zo lekker.”
Dan draait hij zich resoluut om, het zeldzame, kostbare moment achter zich latend.
Het hoge gras snijdt in mijn rechterarm. Aan de linkerkant is geen gras, maar een sloot. Mijn rechterarm zou heel graag even met mijn linkerarm willen ruilen. Het gras komt tot aan m’n elleboog. Bij mijn vader tot zijn knieën. Ik neem grote stappen. Bij iedere stap flapperen mijn rubberlaarzen tegen mijn kuiten. Voor iedere stap die mijn vader zet, zet ik er drie. Ik struikel geregeld over de ongelijke kluiten aarde.
Onze hond beweegt zich met scherpe, plotselinge koerswisselingen door het gras.
Honden doen dit vaker. Voor hen is dat routine.
Dan staat mijn vader abrupt stil. De hond, die plotseling naast hem is, ook.
Doodstil, spieren gespannen, kijken ze naar een schaap dat in het aangrenzende weiland op zijn rug ligt.
“Wat is er, pap?”
Op dat moment beweegt het schaap een poot en springt mijn vader over de sloot.
De hond trippelt aan mijn kant van de sloot heen en weer, zijn baasje geen moment uit het oog verliezend.
Mijn vader geeft het schaap een duw, waarna het wankelend gaat staan en beduusd terug naar de rest van de kudde hobbelt.
Terwijl mijn vader vertelt over schapenmagen, lopen we dezelfde weg terug. De hond weer met scherpe koerswisselingen, mijn rechterarm blij dat het nu geen last van het gras meer heeft.
En telkens als ik ben ondergedompeld in de regen, word vergezeld door een hond, omringd ben door de geur van gras, of zelf een koe of een schaap red, word ik weer overspoeld door het gemis. Ook na tien jaar nog. We delen niet alleen een fietspad of de liefde voor de natuur, maar ook heel veel andere dingen die ons voor altijd verbinden.
Pap, ik lijk nog altijd heel veel op jou.

bron: pixabay.com 2557511
Dat zal ook altijd zo blijven.