Gloeiende, gloeiende… Het is weer eens zover. Het is rood. En het gloeit. In het midden zit een onsmakelijke, etterende wond. Je zou kunnen zeggen dat er iets aan het wegrotten is. En dat is ook zo.

“Krabgeit” (bron: pxhere.com)
Het is mijn eigen schuld: ik ben een pulkert. Een friemelfreak. Een korstenmaniak. Een krabgeit. Ik peuter en pruts aan alles wat zich midden in het helingsproces bevindt. Ik krab aan iedere huidoneffenheid. Ik pluk voortdurend aan mijn vingers (stukjes huid, nagelriemen, nagelhaakjes, sneetjes). Er zijn mensen in mijn directe omgeving die daar gék van worden: dat eeuwige gefriemel aan mijn vingers. Die tic heb ik van mijn moeder, trouwens. En ik pulk ook aan en in mijn neus. Tot bloedens toe.
Korstjes zijn mij een doorn in ’t oog. Nog voordat de huid onder een korst ook maar enigszins hersteld is, moet dat ding eraf. Weg, weg, weg. Het moet glad zijn. Wat het zo dus niet wordt. Integendeel.
Je zou het een stoornis kunnen noemen, maar het is een hele uitdaging en een ware kunst om een onrijp korstje eraf te krabben zonder dat de broze huid eronder gelijk hardvochtig meegesleurd wordt. Er bloedt dan ook regelmatig iets aan mij. Nou ja, iedere gek z’n gebrek. Ik heb er alleen een paar meer dan één…
Ik heb de pech dat wondjes bij mij in een mum van tijd ontsteken. Een pijnlijke rode plek eromheen en hoppa, daar gaan we weer. Een kleine snee in de muis van mijn hand door onhandig koken en twee dagen later heb ik een bloedvergiftiging. Een jeukende muggenbult waar ik ononderbroken overheen wrijf, waardoor ik er dus niet alleen een kapotte steekplek, maar ook nog eens een ordinaire schaafwond aan overhoud, want de huid is zorgvuldig weggewreven. En ja, ook dat ontsteekt. Mijn innerlijke ontstekingsmechanisme gaat dus heel slecht samen met mijn overmatige neiging tot krabben en pulken. Uit pure zelfbescherming zou ik mijn vingernagels eigenlijk tot op het vlees moeten kortwieken. Ik automutilist.
Enfin. Niet zo heel lang geleden zat ik dus ook weer eens bij de dokter. De vervanging dit keer, m’n eigen HA had geen dienst. Meneer de dokter keek me verbouwereerd aan en mompelde: “Wacht u met het naar de dokter gaan altijd eerst tot uw been er bijna vanaf valt?” Euh… nou… sorry hoor, maar dit was eergisteren nog niet écht zichtbaar. Toen was het nog een ordinaire horzelbeet. Zó snel gaat dat bij mij. Kan ik er wat aan doen? Plekjes in combinatie met ietwat te lange nagels en een diepe slaapfase, waarin ik ook sterk de neiging heb om te krabben en te wrijven met mijn teennagels, en het scenario is compleet. Ik zou ’s nachts met handschoenen en sokken moeten slapen om niet compleet kapotgewreven en -gekrabd wakker te worden.
De man keek naar mijn etterende enkelwond en schreef met een zucht een recept voor de vijfde antibioticakuur van dit jaar. Eentje die ik nog verdraag, want voor de meeste antibiotica ben ik hartstikke allergisch. Ik houd zo geen darmflora meer over, maar een onderbeenamputatie zag ik nog minder zitten. Ik mocht ook weer smeren met een of ander zwart trekzalfje. Prachtig, een zwartgeblakerde, etterende voet. Het zag er übercharmant uit, in mijn pumps. En het deed nog meer pijn dan dat het er rot uitzag. Als een melaatse liep ik terug naar de auto om mijn ratel te zoeken.
Ik leer het nooit… Ik moet gewoon van mijzelf áfblijven. Ik moet het aan-mij-zitten aan anderen over laten. Veel gezonder. Minder bloederig ook.
Oh, hé! Een korstje!
Momentje.
NB: google nóóit op plaatjes van ‘infected wound’.
*emmertje zoekt*
Geef een reactie