Ik lees al mijn voorgaande verhalen met (en over) mijn cowboy Jack.
Eind vorig jaar ben ik ermee gestopt, want ja, wat viel er nog voor spannends te schrijven? Mijn verliefdheid bleef en mijn houden van groeide. Mijn vertrouwen in een leven samen ook en de warmte van zijn heerlijke lijf, dat regelmatig naast me lag, werd vertrouwd. En wie wil er nu lezen over romantiek en gezelligheid?
Mijn knappe cowboy bleek mijn held. Mijn rots in de branding en mijn hoop op eindelijk een stukje stabiliteit. Ik was zijn alles. Zijn geluk in een moeizaam op gang gekomen leven. En toch? Blijkbaar is zelfs die basis nog niet voldoende om iemand een leven lang de jouwe te mogen noemen.
Het is zaterdagavond in ons weekend samen. “Ben je nog gelukkig?”, vraagt Jack me. Ik zeg dat ik redelijk gelukkig ben. Dat meen ik ook, maar ik merk de laatste weken dat Jack meer afstand neemt van mij en dus wedervraag ik of hij wel gelukkig is. Een zucht en een “ik heb meer tijd voor mezelf nodig” is wat er summier uitkomt. En dus vraag ik verder. Wat hem dwars zit. Wat hem bezighoudt. Na lang doorzeuren geeft hij aan dat hij twijfelt aan zijn gevoelens en na nog langer doorvragen blijkt dat hij soms nadenkt over een open relatie.
Ik word misselijk en doe die nacht geen oog dicht. Om vijf uur neemt hij me in zijn armen. Hij streelt mijn haren en klemt me stevig vast. Ik voel zijn schuldgevoel, maar ik kan daar niks mee. Ik zeg hem dat ik wil dat hij weggaat. Dat hij een maand de tijd neemt om na te denken en dan maar moet kijken of hij terug wil komen. We zijn beiden in tranen als hij die zondagmorgen wegrijdt om acht uur. Daar gaat mijn cowboy. De man die vanaf dag één eerlijk aangaf zich niet te kunnen hechten.
Waarschuwingsborden die ik volkomen voorbij ben gevlogen in mijn eigen worsteling om sterker te zijn dan mijn bindingsangst. Om mijn preutsheid te overwinnen. Om mijn hart en mijn huis volledig open te stellen. En voor wat? Mijn onderbuik wist toch al dat hechtingsproblematiek en bindingsangst geen stabiele basis vormen. Ik lig de hele dag in bed. Ik spuug en ben van ellende aan de diarree. Ik krijg geen hap door mijn keel. Verdomme, waarom heb ik mezelf dit aangedaan?
Om vijf uur gaat de telefoon. Het is Jack. “Ik mis je en ik wil je niet kwijt. Ik wil geen maand rust en ik wil niemand anders”. Ik voel een diepe opluchting als de tranen over mijn wangen stromen en rij het liefste meteen naar hem toe, maar dat doe ik niet. We spreken af dat we in ieder geval over twee weken heerlijk samen een weekend weg gaan. Ik kan mijn geluk niet op.
Als mijn meiden thuiskomen, lieg ik over een griepje om mijn gezwollen ogen en slappe gestel te verklaren. Ze slikken het. En ik? Ik lig vroeg in bed, maar doe geen oog dicht. De onrust in mijn onderbuik blijft.

bron: pixabay.com 3258001