Ik heb het gevoel dat ze zich ten koste van mij amuseren, in een tijd waarin niks meer lollig is. Dit is vele malen enger dan een naaktselfie maken. Als dit nog lang duurt, raak ik vast overstuur. Dan krijgen ze nóg meer show geleverd.
De mosselman zegt “sorry”
Briesend rijdt hij langs, zijn benen wagenwijd uit elkaar, alsof hij mij opzettelijk wil raken. Er hangt iets groot geschapens tussen. Een buik van jewelste, die al het mannelijke bedekt.
Van Taai-Dood naar Taai-Fun
‘Begin toch weer eens met een beetje sporten,’ zei ik tegen mijn puber, toen ze weer met een geestelijk afwezige blik op de bank hing. ‘Je moet toch íéts doen?’ Ik werd onvriendelijk bedankt.
Schaamluis
Inwendig jank ik luid. Corona is al pijnlijk, maar in de afstandelijke Coronatijd luizen krijgen, dát is helemáál om je dood te schamen. Van wie hebben we ’t dan gekregen? Ze zouden ook een contactapp moeten maken voor luizen.
Snottebel
Ik fiets terug. Toch eerst maar eens kijken of ie echt slaapt.
Ik kuch. Geen reactie. Opmerkelijk in Corona-tijden.
KUCHE UCHE!! Nog steeds geen reactie. Héél verdacht.
Happy accidents
Kind en ik hebben laatst ge-Bob-Rosst. Je weet wel, die Amerikaanse (kunst)schilder die iedereen aan het verven krijgt. Ik had van ‘m gehoord, maar nog nooit iets van zijn hand gezien. En zeker geen happy little accidents.
Betrapt!
Onderzoekend kijkt ze me aan. ‘Wat zit jij raar,’ zegt ze met een achterdochtige blik. ‘Raar, hoezo? Wil je wat drinken?’ vraag ik. Foute vraag, want hoe moet dat dan in vredesnaam met dat boek waar ik bovenop zit? Kan ze niet gewoon even naar de wc gaan?
Zoenend naar de overkant
Het is een mooie kist. Robuust en sterk. Net zoals mijn man was. Uit gewoonte heb ik de radio in de auto aangezet. En meteen ook weer uit, want ik vond het ongepast. Toen kwamen de tranen.
De Sigaar
‘Ziet u ze vliegen?’ informeert de man vriendelijk. ‘U kijkt aldoor omhoog.’
Ik knik. ‘Vleermuizen.’
‘Vleermuizen?’ herhaalt hij verbaasd. Zijn mond valt open, het stompje sigaar belandt op de grond. Bedremmeld trapt hij het ding uit met een badslipper.
Superman
Onze examenopdracht luidde: brei of haak een plant. Wij geeuwden demonstratief en kregen prompt de drang onszelf dan maar te amuseren. De lerares was echter amusementstotaalweigeraar. Ze was het summum onder de docenten bij wie niet gepraat mocht worden.
Engelenvleugels
“Dus is God niet tegen euthanasie? Anders had hij zijn engelen niet gestuurd.”
“Dank je, daar was ik zelf nog niet op gekomen.” Plots kijkt ze omhoog, dan weer naar mij en zegt: “Ik word ineens emotioneel…”
“Wil je een schouder of zal ik even gaan piesen?”
Houd de dief!
Tussen de appelflappen tel ik welgeteld één pak met vier dikke gevulde koeken. Eén pak maar…? Wat zijn nou vier koeken als er thuis een puber los rondloopt?
Goedertierenheid
Nadat ik mijn gedachten hardop had uitgesproken, noemde juffrouw Koolen mij “Sodom en Gomorra ineen”. Ik zou nooit een goede, volgzame Ruth worden.
Popeye, de voorkruiper
Popeye gebaart dat ik voor mag. Een sarcastisch stemmetje in me zegt: Trap er niet in! Hij rijdt zo over je blauwe koets heen en dan kan ze naar de schroot.
Het carillon
Bij het begin van de torentrap kijkt ze haar man een tikkeltje angstig aan. Ze is altijd bang geweest voor nauwe ruimtes.
‘Niet opgeven nu, lieveling, je bent zó dichtbij,’ fluistert Thijs tegen haar.