Haar knieën raakten bijna haar neus. Ze lag opgerold onder een deken op de bank, als een schuilend egeltje. Haar haren had ze al een paar dagen niet meer gekamd. Ze had de afgelopen ochtenden wat water in haar gezicht gegooid om een beetje wakker te worden. Meer dan dat had ze niet gedaan aan haar uiterlijk. Dat was haar moeder vanochtend ook opgevallen.
“Mam, ik ben niet lekker. Een griepje denk ik. Laat me maar even.”
“Kom op! Ik weet wat er aan de hand is. Jullie gaan scheiden en jij gedraagt je nu als een klein kind.”
Boos keek ze haar moeder aan. Mama wist het altijd beter. Die had overal een oplossing voor. Haar ouders waren nog bij elkaar, ze hadden het makkelijk gehad. Geen stress. Haar vader werkte en haar moeder was altijd thuis geweest voor haar en haar broer. Dat had haar ook wel fijn geleken. Dan had ze alle tijd gehad om de perfecte vrouw te zijn en waren ze nu waarschijnlijk nog samen.
“Stel je niet zo aan. Je bent niet de eerste vrouw die gaat scheiden en je zal ook niet de laatste zijn. Het is verdrietig dat jullie huwelijk stuk gelopen is. Maar jouw kinderen hebben je nodig en hém ook.” Haar moeder sprak elk woord heel rustig en duidelijk uit. Zoals altijd als ze op de preekstoel zat.
“Ze hebben míj nodig, dat klopt. Maar hém hebben ze niet nodig. Hij was er toch al niet zo vaak. Ze zullen hem niet missen. Bovendien, híj verlaat óns!” Zo rustig als haar moeder sprak, zo vurig spuugde zij haar woorden uit. Hij was natuurlijk al met mama en papa gaan praten, dacht ze. En zoals áltijd was haar moeder op zijn hand. De perfecte schoonzoon. Zelfs nu hij haar, hun enige dochter, verliet, kon hij nog niets verkeerd doen.
“Hou op! Het werkt niet meer. Dat weet jij ook. Hoe vaak heb jij niet over hem geklaagd?! Goed voorbeeld ben je nu voor jouw dochters. Het zit even tegen en jij bivakkeert gelijk dagen op de bank. Ja, je mag verdriet hebben. Maar laat ook zien dat je een sterke vrouw bent. We hebben jou nooit geleerd om te wentelen in zelfmedelijden. Daar wordt niemand beter van.”
Het had geen zin om tegen haar in te gaan. Ze zou haar toch het gevoel geven dat het allemaal haar schuld was.
“Mam, ik wil dat je weg gaat.”
“Zo gaat het altijd bij jou. Iemand weg sturen, de discussie beëindigen als het jou niet meer bevalt. Je bent net je vader. Je hebt het niet van een vreemde,” snoof haar moeder.
“Papa had me tenminste een knuffel gegeven en gezegd dat het wel goed kwam. Daar heb ik meer aan dan jouw aanval!”
“Ik spreek je over een paar dagen wel weer. Denk aan jullie meiden. Zorg voor hún en laat ze niet voor jou zorgen.”
Het gesprek had de hele middag door haar hoofd gespookt. Haar oudste dochter kuste haar voorhoofd. Ze deed haar ogen open. “Dag lieverd, hoe was het op school?”
“Goed mama… De zon schijnt, zullen we vandaag een ijsje gaan halen?”
“Nee schat, nu niet. Laat mama nog een dagje.”
Haar dochters stonden voor haar en keken verdrietig op haar neer. Ze ging recht op zitten. Veegde wat haren uit haar gezicht en trok ze alle drie naar haar toe voor een goede knuffel.
“Als het morgen nog zo mooi is, dan sta ik bij school en gaan we met z’n viertjes ijs eten.”
“Echt? Afgesproken?” vroeg de jongste.
“Deal!”
Wat hier aan vooraf ging:
De fut is eruit (11)