Terwijl ik de snelweg oprijd, voel ik tijdelijk de vrijheid weer even terugkomen. In een opwelling om het Corona-isolement te doorbreken, ben ik zomaar in mijn auto gestapt om een stukje te gaan rijden. Autorijden geeft me altijd een gevoel van vrijheid. Vooral de gedachte, dat ik nog helemaal geen idee heb, waar mijn eindbestemming zich zal bevinden, versterkt dat gevoel.
Weliswaar een ogenschijnlijke vrijheid, want ik mag niet harder rijden dan 100 km per uur. Ik mag de grens niet over. Ik mag geen passagiers meenemen, die niet tot mijn gezin behoren. Ik kan onderweg nergens een kopje koffie drinken of iemand zomaar spontaan een hand geven. Ook wordt plassen, poepen, hoesten, kuchen of een deuntje zingen in een openbare gelegenheid niet op prijs gesteld.
Maar toch, ik rijd.
En alhoewel het koud is, schijnt de zon.
Ik besluit zomaar een afslag te nemen. Niet veel later loop ik rond in Zeist, een mij onbekende stad. Het enige vertrouwde beeld bestaat uit ongeopende winkels, uitgestorven straten en lege terrassen.
Een beetje doelloos dwaal ik rond. Bij toeval ontdek ik echter een beeldenroute, die als doel heeft het centrum met Slot Zeist te verbinden. De beeldenroute ontstond in 2015 en wordt nog steeds ieder jaar met nieuwe aanwinsten uitgebreid. Aangenaam verrast besluit ik de route te wandelen, waarlangs vijftig beeldhouwwerken staan opgesteld. Nieuwsgierig download ik eerst de begeleidende kijkwijzer op mijn telefoon.
Met de bedoeling mijn meegebrachte lunch ergens op een bankje te gaan nuttigen, loop ik een park in. Ook daar staan verrassende beeldhouwwerken.

“De Handreiking” van Margot Homan, bron: Brochure/kijkwijzer Beeldenroute Zeist
Ik sta wat langer stil bij een beeld van Margot Homan, ‘De Handreiking’ getiteld. Twee handen raken elkaar heel zacht aan.
De lichte aanraking van de twee naar elkaar uitgestoken handen keert zich naar een hoopvol ontmoeten, lees ik.
Hoopvol. Dat is mooi. Ik kan mijzelf er dan ook niet van weerhouden, een van de handen even heel vluchtig aan te raken. Maar die voelt teleurstellend koud aan.
Opeens zie ik een handhaver een bekeuring uitschrijven. Oeps, je mag natuurlijk geen handen schudden, schiet er door mijn hoofd.
Maar een wat oudere man en een vrouw blijken te dicht naast elkaar op een bankje te hebben plaats genomen. Triomfantelijk wijst de handhaver op de kleine lettertjes, die hen gebieden om anderhalve meter afstand te houden.
De aangesproken mevrouw rommelt zenuwachtig in haar tas. Na een eeuwigheid vist ze er een smoezelig trouwboekje uit. Terwijl de handhaver argwanend het vodje bekijkt, slaat haar man beschermend zijn arm om haar schouders en pakt haar hand liefdevol vast. De handhaver, die ook haar veiligheid op een vruchteloze manier dacht te bewaken, stopt sullig zijn bonnenboekje weer terug in zijn zak.
De man en de vrouw zouden zomaar zwervers kunnen zijn. Beiden zien ze er enigszins verwaarloosd uit. Maar tegelijkertijd bedenk ik dat tijdens de Coronacrisis iedereen zwervende is, geduldig in afwachting van het moment, waarop de juiste lichtval zich laat zien.
En worden niet de meeste omzwervingen gemaakt door onze overheid, die telkens weer haar eigen creaties met een botte bijl in stukken hakt, om vervolgens het Coronabeleid weer op een geheel vernieuwende en vooral experimentele wijze te hervormen? Want we moeten natuurlijk níét vergeten dat het hen vooral om hun eigen creatieve proces gaat en niet eens zozeer om het uiteindelijke resultaat.

Bron: eigen foto (YA), gemaakt op een parkeerplaats in de buurt van de beeldenroute.
(Er staat LEEF, maar het LE-gedeelte is een beetje weggevallen. Dus: EF!).